In Leuven zijn gistcellen gekweekt die tweede-generatiebiomassa zeldzaam efficiënt omzetten in bio-ethanol, onder industriële condities. De industrie is zeer geïnteresseerd, meldt het Vlaamse instituut voor biotechnologie VIB.

In het tijdschrift Biotechnology for Biofuels claimen Mekonnen Demeke en Johan Thevelein dat hun gisten voldoen aan de tweebelangrijkste eisen bij de omzetting van die ‘houtige’ biomassa. Ten eerste zijn ze in staat om naast glucose ook D-xylose te fermenteren, een C5-suiker die vrijkomt als je lignocellulose hydrolyseert. Ten tweede zijn ze bestand tegen allerlei nevenproducten, die worden gevormd tijdens dat nogal heftige hydrolyseproces en die door vrijwel alle ‘normale’ gistcellen als inhibitor worden ervaren.

De Leuvense onderzoekers verzamelden 580 bestaande gistculturen (Saccharomyces cerevisiae) en zetten die op kweek in een petrischaaltje waaraan ze een scheutje industrieel naaldbomenhout-hydrolysaat hadden toegevoegd. De cultuur die er het beste tegen kon werd verder verfijnd, en vervolgens gekruist met een eerder ontwikkelde stam die xylose kan fermenteren.

Uit een stuk of 1000 nakomelingen werden uiteindelijk drie culturen geselecteerd die het beste van beide stammen in zich verenigen en die 23 procent meer ethanol uit een kilo houthydrolysaat halen dan een typische industriële gistcultuur zoals Ethanol Red.

Het artikel tekent er bij aan dat voor deze trial and error-benadering is gekozen omdat de gewenste eigenschappen afhangen van de wisselwerking tussen een groot aantal genen. Om daarop een rationele manier aan te sleutelen ontbreekt domweg nog de wetenschappelijke kennis.

bron: VIB

Onderwerpen