Hoe bouw je een goed functionerend, toekomstgericht, flexibel in te richten gebouw met onderzoeksfaciliteiten? Drie ingenieurs delen hun ervaring.

‘Laboratoria zijn experimentele ruimtes waarin je op een bijzondere manier bezig bent met risicobeheersing’, typeert Theo de Haas, specialist R&D-gebouwen bij Royal HaskoningDHV, het gespreksonderwerp. En wie denkt dat hij de benodigde techniek vooropstelt als hij laboratoria ontwerpt, heeft het mis. ‘Ik zeg vaak direct al: laat die techniek maar los, daar vinden we altijd wel een oplossing voor.’ Daar zijn ook Peter Dockx, senior consultant laboratory design bij Exilab in Antwerpen, en Paddy Sieuwerts, architect bij Cepezed in Delft, het mee eens. Een vereiste daarvoor is dan wél een degelijke basisstructuur die voorziet in een ‘ruggengraat van technische installaties’, zoals Sieuwerts het noemt, waarop je vanuit de labs makkelijk aanspraak kunt doen.

 

Flexibiliteit

De structuur van het nieuwe gebouw moet flexibel zijn, want je zet het neer voor veertig jaar. ‘En, hoe lang gaat een organisatie onveranderd mee?’, vraagt De Haas zich hardop af. Het realisatietraject van het gebouw zelf vraagt hier al om, aldus Dockx. ‘Dat kan al snel vijf à acht jaar duren en daarin kan op technologisch gebied veel veranderen. Het heeft dan ook geen zin om vanaf het begin al met gedetailleerde equipment-lijsten te werken.’

Volgens Dockx gaat het dan wel om flexibiliteit binnen bepaalde grenzen. In 80 tot 90 % van de gevallen draait het überhaupt om kleine aanpassingen, zoals een extra stopcontact of een leiding voor bijvoorbeeld stikstof. Dockx: ‘Maar moet je daarvoor een heel plafond openleggen, wat een veelgehoord knelpunt is, of neem je zo’n scenario vooraf mee in je ontwerp?’ Volgens De Haas wil je in proefhallen of pilotplants juist alles kunnen veranderen. ‘Met die verschillende gradaties moet je rekening zien te houden.’

 

‘Voor de techniek vinden we wel een oplossing’

Tegenwoordig krijgen de geïnterviewden bovendien steeds vaker de vraag of ze het delen van data kunnen faciliteren. ‘Hoe ga je je gebouw dan vormgeven?’, zegt Dockx. ‘Doe je dat bijvoorbeeld door het in plaats van per afdeling met haar eigen apparatuur per platform in te richten?’ Sieuwerts zoekt het vooral in korte lijnen tussen labruimtes en algemene ruimtes. ‘Bij die laatste kun je denken aan vergaderruimtes of ‘woonkamers’ waar je met je elektronische labjournaal kunt gaan zitten om je data verder uit te werken en/of je collega bij te praten.’

 

Basisstructuur

Hoe creëer je een gebouw waarin alle genoemde aspecten, inclusief een vloeiende logistiek van materieel en mensen, samenkomen? Cepezed werkt vanuit een generieke structuur, die bestaat uit een kolomloze, open ruimte. Die ruimte deelt de architect vervolgens op in zones met elk een eigen functionaliteit. Dat doet hij op basis van zogenoemde specials, die hij zo vroeg mogelijk in het proces te weten wil komen. Sieuwerts: ‘Denk bijvoorbeeld aan een NMR-apparaat, waarbij je niet wilt dat het horloge van de bovenbuurman gaat verlopen, of een elektronenmicroscoop waarvoor een trillingsarme ruimte nodig is.’ Elke van die zones is aangesloten op de ruggengraat van technische installaties.

Dockx schetst in grote lijnen eenzelfde denkwijze, waarbij Exilab werkt met modules waarop het zowel de draagstructuur van het gebouw als de technische structuur afstemt. De finale technische afstemming wil je volgens de senior consultant zo laat mogelijk in het proces doen. ‘Tegen­woordig leveren we elke module standaard met zes stopcontacten en twee datapunten. Als er later meer nodig zijn, dan kunnen we die vanuit de technische structuur zo bij pluggen.’

Als je eenmaal beschikt over een degelijke basisstructuur, is het doorgaans geen probleem om lucht- en temperatuurbeheersing en elektra aan te sluiten, is de ervaring van de ingenieurs. Sieuwerts: ‘Een kruising van verschillende leidingen kan dan wel weer lastig zijn. Als een groot luchtkanaal boven een plafond 50 van de 60 cm ruimte inneemt, dan blijft er weinig over voor gasleidingen en een kabelgoot. Daar moet je vooraf dus goed rekening mee houden.’

 

‘Protocollen zijn het lastigste om rekening mee te houden’

Vandaar dat Exilab al jaren werkt met ringleidingen voor de luchtcirculatie; de afmetingen van dat systeem zijn kleiner dan bij traditionele afzuigingen. ‘Maar de hoofdreden daarvoor is flexibiliteit’, zegt Dockx. ‘Door het ontwerp van zo’n ringleiding, waarbij je zorgt voor een constante druk over het hele systeem, kun je er waar je ook maar wilt op aansluiten.’

‘Met je ontwerp wil je tevens de veiligheid in en rondom de laboratoria ondersteunen’, stelt Sieuwerts. ‘Dat kun je doen door een sluis tussen een kantoor en een lab aan te leggen waar medewerkers hun jassen kunnen aantrekken, hun bril opdoen en hun handen wassen.’ Zo’n opzet vergroot de kans dat laboranten zich aan de protocollen houden. Sieuwerts: ‘Die protocollen zijn overigens het lastigste om rekening mee te houden wanneer je labs ontwerpt.’

 

Communicatie

Om renovatie of nieuwbouw te laten slagen, is goede communicatie cruciaal, beamen alle drie de geïnterviewden. Daarom betrekken zowel Cepezed, Exilab als Royal HaskoningDHV vanaf het begin de gebruikers erbij; zowel de onderzoekers als de technische ondersteuning. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren in de vorm van workshops waarin gedelegeerden van elk lab inzicht geven in hun werkpatronen en benodigde apparatuur. Daar kan het gaan om details: van waar iemand zijn verslag typt en de opslag zich bevindt tot wat er nodig is, bijvoorbeeld aan licht, om een lab tot een prettige werkruimte te maken. ‘Het is dus een combinatie tussen de harde, technische en de zachte, menselijke kant’, zegt Sieuwerts.

En wat als laboratoria dan in de praktijk tóch niet goed functioneren? Volgens De Haas komt dat vaak doordat een ruimte voor die specifieke technische eis te weinig op cruciale details doordacht is en/of de verwachtingen van de gebruiker te hoog­gespannen zijn geweest. ‘Dat soort dingen komen in de praktijk helaas voor.’ De reden hiervoor is volgens de ingenieur dat er snel ruis ontstaat omdat bij de bouw meestal meerdere partijen betrokken zijn. ‘Hoe komt bijvoorbeeld het programma van eisen over? Ook nemen de partijen tussendoor geregeld andere beslissingen met oog op kosten en tijdsplanning. Dat geeft allemaal kans op afwijkingen.’

 

Risico’s elimineren

Gaandeweg moet je als opdrachtgever hoe dan ook concessies doen, want geen budget is oneindig. Daarbij is het goed om voor ogen te houden wat precies de functie van een lab is, aldus De Haas. ‘Vaak proberen mensen bij voorbaat al alle mogelijke risico’s te elimineren. Maar hoe groot is het risico werkelijk en zijn er andere oplossingen mogelijk?’ Als je in je ontwerp hebt meegenomen dat er aparte pauzeruimtes komen, dan zijn de oorspronkelijk door het ontwerpteam ingebrachte extra wanden om de labs van de gang te scheiden in verband met de hygiëne bijvoorbeeld niet meer per se nodig.

Het is voor De Haas duidelijk waaraan goed opdrachtgeverschap moet voldoen: ‘Dat moet zowel kennis en geld als tijd ter beschikking stellen. Dat betekent dus ook op de juíste momenten met alle partijen om de tafel kunnen gaan zitten.’