Voor het eerst is aangetoond dat ingrediënten uit plastic soep zich kunnen ophopen in dierlijk weefsel en dat dat ongezond is voor die dieren. De gevolgen voor hun ecosysteem zouden nog wel eens onaangenaam groot kunnen zijn, waarschuwen Engelse en Amerikaanse onderzoekers in Current Biology.

Om precies te zijn gaat het de zeepier (Arenicola marina), een worm die in groten getale voorkomt onder het oppervlak van Europese en Noord-Amerikaanse stranden. Die beesten vreten in principe alles wat er voor hun mond komt, dus microplastic (gedefinieerd als fragmentjes van minder dan 5 mm diameter) slikken ze gewoon in. Ze kunnen dat plastic nog verteren ook.

De Britse onderzoekers hebben nu simpelweg een aantal pieren gedurende vier weken opgesloten in buisjes, en gevoerd met zeewater dat behalve het gebruikelijke organische sediment ook 1 tot 5 procent fijngemalen PVC (de harde kwaliteit, zonder weekmakers) bevatte. Die percentage schijnen redelijk representatief te zijn voor natuurlijk sediment anno 2013.

Na afloop waren de energiereserves van de wormen (met name lipiden) met maximaal 50 procent gereduceerd.

Hoe dat precies kwam, is nog niet duidelijk. Maar er zijn wel wat aanwijzingen. Normaal gesproken werkt de darm van een zeepier volgens het ‘first in, first out’-principe: het voer gaat er in propstroom doorheen zonder dat veel menging optreedt. Het met plastic verrijkte voer blijkt daar anderhalf maal zo lang over te doen, vermoedelijk omdat het relatief veel moeite kost om dat plastic te verteren. En voor die moeite krijgt de pier relatief weinig voedingswaarde terug.

Uiteraard leidt deze verhoogde doorlooptijd dot een capaciteitsreductie van het darmkanaal, zodat de wormen simpelweg minder eten.

Maar je ziet ook een verhoogde activiteit van het immuunsysteem optreden, wat een ontstekingsreactie suggereert die eigenlijk alleen maar het gevolg van plastic-ingrediënten kan zijn. Zo’n immuunreactie vreet óók energie.

Dat die ingrediënten inderdaad in de wormen kunnen blijven hangen, wordt bevestigd door een tweede publicatie in hetzelfde nummer van Current Biology. UCSB-onderzoekers herhaalden de Britse experimenten, maar dit ker met kunststofkorrels die waren gemarineerd in een aantal typische organische verontreinigingen (nonylfenol, fenanthreen, triclosan en de broomhoudende vlamvertrager PBDE-47). Inderdaad vonden ze die stoffen in de wormen terug, en had hun immuunsysteem er duidelijk onder te lijden. Overigens wordt er bij aangetekend dat de wormen die stoffen nóg gemakkelijker opnemen als je ze gewoon door hun zand mengt, zonder microplastic er bij.

De Britten hebben alvast uitgerekend wat de gevolgen kunnen zijn. Er zijn heel veel zeepieren: 85 stuks per vierkante meter strand schijnt normaal te wezen. Geschat wordt dat elke pier 400 cm3 organisch sediment per jaar verwerkt. Als alle pieren in de Waddenzee door plastic-inname een kwart minder hard werken, blijft jaarlijks 130 m3 organisch materiaal onverwerkt. Wat dat voor gevolgen heeft voor het ecosysteem mag Joost weten.

Nog afgezien van het risico dat de chemicaliën zich niet alleen in die pieren ophopen maar ook verderop in de voedsleketen.

 

bron: Cell Press, UCSB

Onderwerpen