Wat wij alvleesklierkanker noemen zijn in werkelijkheid vier verschillende ziektes die je als zodanig moet behandelen. Dat schrijven Australische onderzoekers in Nature na analyse van het genoom van 456 van die tumoren.

Volgens Sean Grimmond en collega’s zit er wel een beetje overlap in: 32 genen, die betrokken zijn bij tien verschillende routes, zijn altijd defect.

Maar vervolgens kun je al in een vroeg stadium vier subtypen onderscheiden, respectievelijk aangeduid als ‘squamous’, ‘pancreatic progenitor’; ‘immunogenic’ en ‘aberrantly differentiated endocrine exocrine’ (ADEX). Die vertonen elk een typische reeks genetische afwijkingen die je bij de rest niet terug ziet. Het heeft uiteraard invloed op de prognose: die is bij alvleeskanker altijd beroerd, maar verschilt wel een beetje per subtype.

Voor een deel was het onderscheid al eerder gemaakt op basis van visuele kenmerken, maar het lijkt er achteraf op dat die plaatjes verre van compleet waren.

Volgens Grimmond zitten er genetische afwijkingen tussen die je terugziet bij kanker in andere organen, en waar soms al experimentele geneesmiddelen tegen bestaan. Normaal gesproken zou je die nooit uitproberen op een alvleesklier, maar het zou zomaar kunnen dat ze in voorkomende gevallen wel degelijk effect hebben.

In elk geval lijkt het nuttig om alvleeskliertumoren voortaan altijd genetisch te onderzoeken.

bron: University of Melbourne