Een draagbare nabij-infraroodsensor kan agenten helpen bij het identificeren van drugs op de plaats delict.

Als een agent op een plaats delict een verdachte stof vindt, moet hij of zij een monster nemen, dit netjes inpakken, labelen en naar het lab sturen. In het lab moeten verschillende tests vervolgens uitwijzen om welke stof het gaat: drugs, of toch gewoon bakpoeder? Een tijdrovend proces, dat best gemakkelijker moet kunnen – althans, volgens labcoördinator Ruben Kranenburg van de Amsterdamse politie. Naast zijn politiewerk doet hij promotieonderzoek in de groep van Arian van Asten, hoogleraar forensische analytische chemie aan de Universiteit van Amsterdam. Daar onderzoekt hij nieuwe draagbare methodes waarmee je poeders kunt identificeren op de plaats delict.

‘In deze markt is een grote gevoeligheid niet nodig’

Er zijn de laatste jaren steeds meer draagbare analysetechnieken ontwikkeld, vertelt Kranenburg: ‘De meeste zijn gebaseerd op spectroscopische technieken, zoals Raman of nabij-infrarood (NIR). Vooral NIR is bij uitstek geschikt voor gebruik in kleine, draagbare sensoren.’ Deze sensoren zouden agenten kunnen helpen ter plekke al een eerste screening te doen van verdachte stoffen, zodat ze alleen de relevante poeders naar het lab hoeven te sturen. Kranenburg: ‘Wij onderzoeken verschillende technieken om te kijken welke we voor deze toepassing zouden kunnen gebruiken.’

Ruben Kranenburg

Ruben Kranenburg

Beeld: Jaro Kranenburg

Gevoeligheid

Kranenburg en collega’s kwamen in contact met de groep van Andrea Fiore, hoogleraar toegepaste fysica aan de TU Eindhoven, en het bedrijf MantiSpectra. Samen hadden die een NIR-chip ontwikkeld voor andere toepassingen. ‘Wij waren op zoek naar een sensor die is afgestemd op onze toepassing’, zegt Kranenburg. ‘Het is onder meer belangrijk dat de NIR-chip in het juiste golflengtebereik werkt. Onze partners hebben hem ontwikkeld, wij hebben hem getest op verschillende soorten poeders.’

De sensor bleek goed te werken. Hij kon MDMA, amfetamine, metamfetamine en cocaïne correct identificeren. Designerdrugs bleken wat lastiger, maar dat is volgens Kranenburg geen probleem: ‘Met deze veelvoorkomende drugs heb je 80% van de markt te pakken. En we moeten gewoon zorgen dat de sensor bij een onbekende stof aangeeft dat je het materiaal alsnog naar het lab moet sturen. Dan kunnen we daar wel uitzoeken of het een designerdrug is.’

De metingen gaan nu goed als er minimaal 10 tot 20 massaprocent van de verboden stof in een mengsel zit. ‘Dat klinkt alsof de techniek helemaal niet zo gevoelig is, maar in deze markt is een grote gevoeligheid gelukkig niet nodig’, vertelt Kranenburg. ‘Drugs worden soms wel wat versneden met goedkope poeders zodat dealers meer winst kunnen maken, maar meestal zit er nog wel meer dan 50% van de daadwerkelijke drug in het mengsel. Dat kunnen we dus gemakkelijk meten. Het wordt alleen lastig als er veel verschillende stoffen in het poeder zitten, want dan kan een complex mengspectrum ontstaan waarin het aanwezige verdovende middel niet meer goed te herkennen is.’

Andere technieken

Of agenten deze NIR-sensor snel in de praktijk zullen gebruiken, is nog wel de vraag. Kranenburg: ‘We hebben ook andere technieken onderzocht, en we zien dat Raman toch ook wel goede resultaten geeft, maar dan weer voor andere soorten drugs. Dus ik kan niet voorspellen welke techniek we uiteindelijk echt gaan gebruiken.’

‘Het ultieme doel is één apparaat voor verschillende technieken’

Toch droomt de promovendus stiekem al van een apparaat dat alles kan meten. ‘Het ultieme doel is één handzaam apparaat dat technieken zoals NIR, Raman, en misschien wel fluorescentie of elektrochemische analyse combineert, zodat je altijd een resultaat krijgt. Maar zo ver is het helaas nog niet.’ Zo’n apparaat moet dan wel gemakkelijk te hanteren zijn. ‘Het moet in één keer goed werken, gebruiksvriendelijk zijn en niet te veel tijd kosten. Anders gaat de politie het nooit implementeren.’

Sensor on coin

Sensor on coin

Beeld: Ruben Kranenburg

Kranenburg denkt dat er sowieso veel afhangt van hoeveel de politie wil investeren. ‘Als de politie dit ziet als een goede investering, dan kan het snel gaan. Maar er is nog wel veel werk en afstemming nodig om deze methode goed te valideren. Want degenen die de sensoren ontwikkelen, hebben over het algemeen geen toegang tot drugs om te testen of zo’n apparaat echt werkt. Dus daarin moeten we samenwerken.’

R&D

Het liefst wil Kranenburg zelf betrokken blijven bij het verdere proces. ‘Ik hoop volgend jaar te promoveren, en daarna wil ik mijn opgedane kennis graag verder inzetten. Het zou mooi zijn als ik iets van R&D kan toevoegen aan mijn baan bij de politie, of betrokken kan blijven bij de onderzoeksgroep. En ik zie ook wel mogelijkheden om in de toekomst als laboratoriumonderzoeker mee te werken aan het valideren en onderhouden van draagbare analyseapparaten.’

Wat er ook gaat veranderen, het lab blijft een essentieel onderdeel van het forensisch onderzoek. ‘Voor de rechtspraak hebben we altijd testen nodig uit een gevalideerde laboratoriumomgeving’, zegt Kranenburg. ‘Dus dit soort ontwikkelingen maken laboratoria voor drugsanalyse echt niet meteen overbodig. Ze kunnen juist meerwaarde bieden in de validatie en kwaliteitsborging van de mobiele technieken. En dan hoop ik natuurlijk dat agenten deze apparaten ook echt kunnen gaan gebruiken.’