Van een nanoporeuze dunne film kun je een ‘val’ maken die kleine eiwitten scheidt van grote. Onderzoekers van het Houston Methodist Research Institute beschrijven hun ‘nanotrap’ in Analytical Chemistry.

De onderzoekers toonden aan dat je met hun film een mengsel van grote en kleine eiwitten kan scheiden. Daarna kun je de kleine eiwitten apart screenen met bijvoorbeeld LC-MS. Normaal gesproken is het erg lastig om dit te doen, omdat de grote eiwitten de kleine maskeren. Met het gebruik van de nanofilm kun je alsnog gebruik maken van deze methode.

De Amerikanen maakten hun traps uit silicaat en polypropyleenglycol, dat ze op een bedje van silicium lieten polymeriseren. Na vijf uur verhitten bij 450 °C blijft er een filmpje over met gaatjes van vijf nanometer breed. Daarna brachten ze een bacteriecultuur van Mycobacterium tuberculosis (jawel, de tbc-bacterie) aan op de film. Ze behandelden de poriën met trypsine – een eiwit dat eiwitten opbreekt in kleinere stukken – en analyseerden de fragmenten. Ze vonden heel specifieke pieken van het eiwit CFP-10 waar ze naar op zoek waren. Dit is een klein eiwit dat normaal wegvalt onder de grotere eiwitten van de bacterie.

De onderzoekers uit Houston deden hun ontdekkingen in de zoektocht naar een geschikte diagnose voor tbc. Veel mensen dragen een niet-actieve vorm van de tbc-bacterie bij zich, terwijl alleen de actieve variant besmettelijk is. Snelle tests kunnen hier geen onderscheid tussen maken. De methodes die dit wel kunnen laten minstens tien dagen op zich wachten. De methode van de Amerikanen duurt negen uur en is dus een stuk handiger. Helaas zijn de benodigde massaspectrometrische technieken niet beschikbaar in de gebieden die het meeste baat zouden hebben bij snelle tbc-diagnoses. Ondertussen kan je de Amerikaanse methode misschien wel voor andere doeleinden gebruiken.

Bron: C&EN

Onderwerpen