Gadi Rothenberg timmert behoorlijk aan de weg. Sinds de zeven jaar dat hij aan de Universiteit van Amsterdam werkt heeft hij twee bedrijven opgericht, een boek geschreven en schrijfcursussen verzorgd. ‘Je kunt het leven opvatten als een serie confrontaties.’

De werkplek van universitair hoofddocent Gadi Rothenberg (41) biedt een ongebruikelijke aanblik. Ruim vijftig visitekaartjes van bedrijven en instellingen van over de hele wereld liggen in orkestopstelling rond zijn computer. “Ik wil fundamenteel werk doen, maar heb oog voor toepassingen”, zegt Rothenberg, die sinds 2001 is verbonden aan het Van ’t Hoff Instituut in Amsterdam. Samen met Hubert de Jonge richtte hij het bedrijfje Sorbisense op. Een plastic buisje gevuld met absorbent en een tracer wisten de twee in te zetten als handige methode om waterkwaliteit continu te monitoren. Voor dit idee wonnen zij in 2006 de Bayer Crop Science Innovation Award. De uit Israël afkomstige Rothenberg spreekt inmiddels bijna foutloos Nederlands. In gesprek met een ambitieuze katalyticus.

Bij uitgeverij Wiley is net een boek van jouw hand verschenen, getiteld Catalysis; Concepts and Green Applications. Dat zal een grote klus zijn geweest?

“Het heeft me ontzettend veel tijd gekost afgelopen jaar, ja. Ik heb alles zelf gedaan. Het is een studieboek met ruim zevenhonderd referenties, inclusief opgaven. In minder dan driehonderd pagina’s heb ik geprobeerd alle aspecten van katalyse te behandelen. De doelgroep bestaat uit bachelor- en masterstudenten. Ik heb het geschreven omdat ik geen goed boek voor mijn eigen colleges had. Naast het boek is er een vrij toegankelijke website www.catalysisbook.org. Je kunt daar de hele inhoudsopgave, alle referenties, lecture slides, hand-outs, extra opgaven et cetera downloaden. Je wordt niet rijk van het schrijven van een boek, maar ik wil er wel voor zorgen dat mensen het boek gaan gebruiken. De prijs van het boek is, na zwaar onderhandelen, gezet op 55 euro. Dat is spotgoedkoop voor een Wiley-VCH hardcover. Voordat het gedrukt was, waren er al achthonderd exemplaren besteld.”

Je geeft ook een schrijfcursus voor wetenschappers ‘Write it right’. Wat is het moeilijkst om iemand te leren op schrijfgebied?

“Het is niet het moeilijkst om te leren, maar het grootste probleem van promovendi of postdocs is dat ze denken dat iedereen weet wat zij weten. Mensen vergeten dat ze tijdens hun promotie hebben bijgeleerd. Christopher Lowe, die de technische kant van het Engels verzorgt, en ik proberen eenvoudige tips te geven. Je kunt mensen echt helpen, vooral door het eenvoudig te houden. Op onze website, www.write-it-right.org, staan al heel wat artikelen die dankzij de workshops zijn verbeterd.”

Je hebt een artikel geschreven over ligand diversity. Wat zit daarachter?

“Een homogene katalysator bestaat uit een reactiecentrum met daaromheen een aantal liganden. Een belangrijk thema in mijn groep is predictive modelling. Wij willen nieuwe en betere katalysatoren vinden. Dat gaat niet zo eenvoudig. Na ruim vijftig jaar katalyseonderzoek door meer dan duizend onderzoekers zijn er toch nog veel processen niet optimaal. Er zijn zelfs reacties waarvoor geen goede katalysator bestaat. Onze aanpak is top-down: je begint met de informatie die je hebt over een katalysator, de informatie die ontbreekt probeer je te modelleren. De vraag is: hoe definieer je diversiteit voor een katalysator? Wij doen het door afstanden in de descriptor space te bepalen. Dat is industrieel natuurlijk heel interessant.

Rhodia, Quest-ICI en Avantium betalen dan ook mee aan dit project. Met robots kun je veel katalysatoren maken, maar het aantal mogelijke katalysatoren uitgaande van een honderdtal liganden is al gigantisch. Hoe weet je welke combinatie de beste is? Met een evolutionair of genetisch algoritme kun je in de computer in een viertal generaties een heel eind komen. Door slim je katalysatoren te kiezen kun je al met een beperkt aantal experimenten een forse verbetering bereiken.”

Heb je met die methode ook al nieuwe katalysatoren gevonden?

“Wij hebben al iets moois gevonden, ja. Laat ik het zo zeggen: we krijgen geld voor een tweede ronde van dit project. Bedrijven realiseren zich dat dergelijke computermethoden complementair zijn aan high-throughput-experimenten.”

Gebruik je dit nu altijd?

“Nee, niet altijd. Automatiseren heeft alleen zin als je over grote aantallen praat. Voor een klein systeem kun je beter direct de experimenten doen.”

Je hebt een soort ingenieursblik waarmee je naar de chemie kijkt en die je werk karakteriseert. De toepassing zit altijd in je achterhoofd, is het niet?

“Dat is mijn filosofie als chemicus. Er zijn zoveel dingen waarvan het leuk is om aan te werken. Maar ik vind het heel mooi als een antwoord op een vraag ook echt toepasbaar is. Als het je lukt een bijdrage te leveren aan een proces bijvoorbeeld, dan heb je echt iets goeds gedaan. Met katalyse kun je de wereld echt een beetje veranderen. Kijk naar ammonia. Weet je hoeveel energie het kost om ammoniak te maken? 1 procent van de totale wereldwijde behoefte aan energie is nodig voor het ammoniakproces! Als je hier een heel kleine verbetering kan realiseren scheelt dat zoveel energie. Het Haber-Bosch-proces draait op 700 K en dan te bedenken dat planten op kamertemperatuur stikstof uit de lucht halen.”

Je publiceerde onlangs over biobrandstoffen. In je artikel kwam het bedrijf Yellow Diesel naar voren. Ben je daar ook bij betrokken?

“Ik ben chief scientific officer en mede-oprichter. Biobrandstof is een beetje een hype. Je hebt niet genoeg land om zowel iedereen van eten als brandstof te voorzien. Het concept achter Yellow Diesel is om biodiesel uit afvalstoffen te maken. Afgewerkte motor­olie, frituurvet, vetten uit slachterijen en natuurlijk landbouwafval zijn allemaal bronnen van vrije vetzuren. Wij werken in een reactieve destillatieopstelling met een vastestof-katalysator, dus zonder loog, waardoor er geen neutralisatiestap nodig is en er geen zeep ontstaat. We hebben net een kleine proefreactor klaar. Die zal in een continuproces ongeveer een kopje biodiesel per uur gaan maken.”

Wat verwacht je van Yellow Diesel?

“Yellow Diesel moet aantonen dat de technologie werkt en de procesopstelling mogelijk is. Dit jaar wordt een kleine pilotfaciliteit van 2.500 ton per jaar gebouwd in Rio de Janeiro, de eerste echte pilotfabriek. Wij doen de feasibility study en ontwerpen voor onze klanten het proces. Dat is ‘het product’ dat Yellow Diesel verkoopt.

Voor een onderzoeker aan een Nederlandse universiteit heeft het weinig zin om een octrooi te schrijven. Je krijgt nauwelijks erkenning of geld voor een octrooi, dat gaat naar de universiteit. We publiceerden dus onze resultaten en dat was de meest gedownloade publicatie van 2006 van dat tijdschrift. Meer dan tien afvaardigingen van bedrijven wereldwijd zijn vervolgens op bezoek gekomen om over biodiesel te praten. Toen kwam de universiteit langs en zei: ‘Als er zoveel industriële belangstelling is, laten we dan een bedrijf starten, wij zorgen voor startkapitaal.’ Het bedrijf is dus ontstaan door onze ideeën te publiceren. Inmiddels zijn de overspannen verwachtingen rond biodiesel getemperd, maar ik zie nog genoeg kansen op dit gebied. Maar dit is mijn tweede bedrijf dus ik verwacht niet meer dat dingen razendsnel gaan.”

Is de opstelling ook geschikt om andere soorten biobrandstoffen mee te maken?

“Ik denk het wel, maar ik ben er niet van overtuigd dat biobrandstoffen maken een optimale richting is. Biomassa is overgefunctionaliseerd. Benzine is ondergefunctionaliseerd, het zijn alkanen. Het lijkt me zonde van de ingebouwde functionele groepen om uit bio­massa benzine te maken. Diesel heeft ook betere verbrandingseigenschappen. Liever zou ik chemicaliën maken uit biomassa. Een willekeurige stof kost al gauw 20 euro per kilo, terwijl brandstof voor een paar euro wordt verkocht.”

Wat vind je van Nederland? Bevalt het in Amsterdam?

“Heel goed. Het is een land waar alles werkt en de mensen aardig zijn. Het is het meest Scandinavische land van de niet-Scandinavische landen. Dat is voor mij belangrijk omdat mijn vrouw uit Noorwegen komt. Er is een heel goede wetenschappelijke gemeenschap, met name op het gebied van katalyse. Zodra je in Nederland de regels weet, is het een makkelijke maatschappij om in te leven. En ik vind het leuk ook dat iedereen fietst.”

Je hebt een zwarte band in Kungfu. Wat heb je daarvan geleerd? Wat betekent Kungfu voor jou?

“Kungfu is voor mij toegepaste filosofie. In zekere zin kun je het hele leven zien als een reeks confrontaties. Zelfs als je een boek wilt schrijven of een auto wilt leren rijden of met mensen praat. Je kunt leren te praten, je kunt leren mensen te overtuigen, je kunt leren te projecteren. Dat is het belangrijkste als je vecht: het projecteren van je wil. Let wel, het is geen acteren!”

Vrees je niet dat je iets mist door alles als confrontatie op te vatten? Het lijkt mij een vereenvoudiging alles te zien in termen van twee tegengestelde krachten.

“Niet noodzakelijk. Misschien druk ik mij niet helemaal goed uit en is confrontatie niet het juiste Nederlandse woord. Het hoeven geen tegengestelde krachten te zijn in de confrontatie zelf. Het is heel Chinees en helemaal oké om toe te geven en daardoor sterker uit een confrontatie te komen. Je hoeft niet iedereen in een hoek klem te zetten. Mensen die veel vechtsporten hebben gedaan, zullen zelden hoeven te vechten. Het gaat erom juist niet te gebruiken wat je weet. Het geeft mij in ieder geval een goed perspectief in het leven. Wat kun je wel doen en wat niet? Kungfu kan je leven verrijken.”

Bron: C2W 9, 19 april 2008

Onderwerpen