Iemand bewerkte een persleiding met gestolde kunsthars met een brander. Gemorst spoelxyleen vloog in brand, een las in de leiding bezweek, het xyleen stak de ontsnappende kunsthars aan en die spatte toen alle kanten op. Ziedaar de eerste seconden van de brand bij Chemie-Pack, volgens het zojuist gepresenteerde rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.

Verder laat het rapport weinig heel van het veiligheidsbeleid van Chemie-Pack, van de crisisbeheersing, de crisiscommunicatie en de ego’s van zo ongeveer alle betrokkenen, maar dat wisten we al.

Verbazend is wel hoe lang de lijst van stomme fouten is. Achteraf blijkt de membraanpomp, waarmee de kunsthars werd verpompt, elke winter opnieuw problemen te hebben gegeven zonder dat er ooit iets aan gedaan werd. De betrokken medewerkers schijnen niet eens te hebben geweten dat het spoelmiddel dat ze voor de leidingen gebruikten xyleen heette, en al helemaal niet dat dat spul uiterst brandbaar is. Die las moet al veel langer rot zijn geweest. Op het moment dat de lekbak in brand vloog, dacht niemand er aan om de pomp uit te zetten. De bedrijfsbrandweer bluste onder meer met water, terwijl je dat bij een vloeistofbrand in principe nóóit moet doen. Er stonden veel meer plastic IBC-containers met brandbare vloeistoffen in de buurt dan volgens de vergunning mocht, waarschijnlijk een stuk of 120.

Dat de directie van Chemie-Pack uit alle macht heeft geprobeerd om publicatie van het rapport te verhinderen, is achteraf niet zo’n wonder.

En dat is nog maar één hoofdstuk. De onderzoeksraad wast ook een opdrachtgever van Chemie-Pack de oren, die het bedrijf opscheepte met 160 ton ethylhexylnitraat (2-EHN) in IBC’s, zonder er bij te vertellen dat die stof al bij 130 graden (lees: bij een brandje in de buurt) spontaan gaat ontleden.

En uiteraard is de gemeente iets te coulant geweest met de vergunningverlening, werden veiligheidsinspecties altijd van tevoren aangekondigd zodat de bedrijfsleiding precies wist op welke dag ze braaf moest zijn, en is tijdens en na de brand de crisiscommunicatie grondig verprutst. Aan dat laatste punt wijdt het rapport nog de meeste bladzijden.

Het actieplan ‘Veiligheid Voorop’ dat nà de brand is gepresenteerd door de VNCI en enkele andere chemische brancheverenigingen, krijgt van de Onderzoeksraad ook een veeg uit de pan. Wij citeren: “De Raad neemt kennis van deze actiepunten, maar werpt wel de vraag op of deze punten wel een juist beeld oproepen vande feitelijke veiligheidstoestand van de chemische industrie in Nederland. Naar het inzicht van de Raad streven de meeste chemische bedrijven in Nederland ernaar om op een aanvaardbaar veilige wijze te werken en op dat deel van de industrie hebben de actiepunten - behalve waar het gaat om monitoring - geen betrekking.”

Met andere woorden: daar zit het probleem niet. Waar dan wèl?

Vervolg van het citaat: “De Raad acht het wenselijk dat de sector zichzelf de vraag stelt hoe de ‘achterblijvers’(zowel leden van brancheorganisaties als niet- aangesloten bedrijven) in deze bedrijfstak, die in potentie de reputatie van de hele sector in gevaar kunnen brengen, effectief kunnen worden aangepakt en welke nadere afspraken daarvoor nodig zijn.”

Verderop volgt de aanbeveling: “Bevorder dat leveranciers en afnemers eisen stellen aan het veiligheidsniveau van risicovolle ondernemingen met wie zij zaken doen.” Nader commentaar overbodig.

Bron: Onderzoeksraad voor Veiligheid

Onderwerpen