Bedwantsen gebruiken 2-hexenal en 2-octenal om oversekste soortgenoten er van te doordringen dat ze geen zin hebben. Met een nieuwe massaspectrometrische techniek hebben Deense onderzoekers dat vermoeden bevestigd, schrijven ze in PLoS ONE.

Mogelijk levert het op termijn een signaal op waarmee je de mannetjes helemaal van copulatie kunt laten afzien, zodat de populatie in je bed vanzelf uitsterft.

De techniek heet proton transfer reaction mass spectrometry, afgekort PTR-MS. Hierbij bestook je je monster met H3O+-ionen, waarbij het de bedoeling is dat de moleculen in het monster een H+ overnemen en zo zelf worden geïoniseerd. Je kunt zo alleen moleculen detecteren met een protonaffiniteit die groter is dan die van water. In de praktijk zie je dus de meeste vluchtige organische stoffen wèl in je MS-spectra terug en de belangrijkste componenten van de omringende lucht niet.

Het gevolg is een zeer hoge gevoeligheid voor die vluchtige organische stoffen. PTR-MS is zelfs gevoelig genoeg om de emissies van een bedwants (of twee bedwantsen) in realtime te volgen, iets wat met bijvoorbeeld GC/MS nooit wilde lukken. Hang er een videocamera naast en je kunt het geurprofiel direct relateren aan het fysieke gedrag van de beestjes.

Dat levert een onthullend beeld op. Mannelijke bedwantsen hebben de neiging om elk vrouwtje te penetreren dat ze tegenkomen, of het er nu oud genoeg voor is of niet. Is er niks anders beschikbaar dan pakken ze een ander mannetje. En aangezien bedwantsen beschikken over een puntig geslachtsorgaan dat penetreert op een plek waar van nature geen gat zit, heeft de ontvangende partij er belang bij om het aantal keren zo beperkt mogelijk te houden.

Dat de diertjes (E)-2-hexenal en (E)-2-octenal afscheiden was al bekend; dat kun je namelijk gewoon ruiken. Maar hoe de signalering precies werkt, was onduidelijk. Vrij algemeen werd aangenomen dat het aan de mengverhouding van die twee stoffen lag. Zo zou de verhouding bij onvolwassen vrouwtjes (nymfen, in biologisch vakjargon) anders zijn.

De Deense metingen suggereren nu echter dat die verhouding inderdaad sterk varieert, van 1:3 tot 3:1, maar dat hij er helemaal niet toe doet. De afschrikkende werking lijkt alleen af te hangen van de kwantiteit van beide stoffen samen, waarbij je ook echt een piek in het MS-spectrum ziet op het moment dat een copulatiepoging voortijdig wordt afgebroken. De stoffen worden ook echt alleen afgescheiden als het echt nodig is, anders raken de wantsen wellicht te snel door hun koolwaterstofvoorraad heen.

De onderzoekers kunnen niet uitsluiten dat er nog meer componenten in het geursignaal zitten, maar dat kan nooit meer dan een heel laag percentge zijn. Formeel kunnen ze zelfs niet uitsluiten dat de stoffen door de aanrander zelf worden afgescheiden, maar dat lijkt ze te onwaarschijnlijk om er langer over na te denken.

bron: PLoS

Onderwerpen