Wil je draagvlak creëren voor je innovaties, dan moet je als wetenschapper al in de hypothesefase van je onderzoek het debat met samenleving en beleidsmakers aangaan. Dat adviseert wetenschapsfilosoof en ethicus Hub Zwart. ‘Ik breng vooral kansen en risico’s in kaart.’

Heisenberg in de boekenkast, een foto van ammonieten aan de muur en ertegenover een opname van kinderen die met een speciaal brilletje op een zonsverduistering bekijken; het misstaat allerminst in het Huygens-gebouw, het bètadomein van de Radboud Universiteit Nijmegen. Alleen een gouache van Sigmund Freud verleent de werkkamer van Hub Zwart een alfa/gamma-tintje.

“Mijn plek hier is ideaal. Ik ben als filosoof ingebed in de bètafaculteit. Regelmatig leg ik mijn gedachten voor aan collega’s, die lacunes invullen of ideeën corrigeren”, stelt de Nijmeegse hoogleraar filosofie, die sinds 5 jaar ook wetenschappelijk directeur is van het Centre for Society and Genomics. “Als je filosofen alleen achter hun bureau laat zitten, dan komen daar de meest bizarre ideeën uit voort.”

Wilde je wel echt filosoof worden, of ben je diep in je hart eigenlijk een bèta?

“Als adolescent wilde ik hersenonderzoeker worden. Ik had al vroeg een brede belangstelling, zowel voor bèta- als voor alfa- en gammawetenschappen. Dat convergeerde uiteindelijk tot de filosofie. Bètawetenschappers zijn veroordeeld tot een zekere mate van specialisering, terwijl de filosoof een comprehensive view zoekt, een soort algemene diagnose: wat gebeurt er in de wetenschappen. Ik probeer de brede samenhang te zien. Dát is mijn vak.”

En je hebt ook nog boeken over uiteenlopende onderwerpen op je naam staan. Ben je een omnivoor?

“Ik heb bijna een boek af dat literaire teksten over wetenschap behandelt van Jules Verne tot Michael Crichton, de schrijver van Jurassic Park. Waar ik echt verstand van heb, zijn teksten van grote filosofen. Daar ligt echter niemand van wakker, op wat vakgenoten na. Ik denk dat een generalist zoals ik daarom in dialoog moet blijven met anderen.”

Het Centre for Society and Genomics bestaat dit jaar 5 jaar. Ben je tevreden over de ontwikkeling van het centrum?

“Zeker. Hoewel voor de buitenwacht het profiel niet altijd helder is. Enerzijds verzorgen we publiekscommunicatie en educatie via de website allesoverDNA.nl, de Reizende DNA-labs, en door het organiseren van lezingen en discussies. Anderzijds doen we onderzoek naar de betekenis van genomics voor de samenleving. Bij dat laatste ligt mijn primaire taak: de invulling van het onderzoek, de kwaliteitsbewaking ervan en de beoordeling door internationale experts.

Genomics is lange tijd een wat abstract thema gebleven, maar de maatschappelijke rol en de toepassingen worden nu steeds duidelijker. Ik denk dat we ons als centrum nog wat nadrukkelijker mogen mengen in discussies. Dat gebeurt nu wel door tal van onderzoekers uit ons netwerk, maar daarmee wordt niet altijd duidelijk welke rol wij daarbij spelen. Maar goed, dat is uiteindelijk ook niet echt van wezenlijk belang. Ons voornaamste doel is het verbeteren van de kwaliteit van het maatschappelijk debat.”

Daar schort het aan?

“In de jaren negentig gingen de debatten steevast tussen een voorstander, meestal een wetenschapper, en een tegenstander, vaak een ethicus of een filosoof. Ik ben ook wel eens gebeld door een omroep of ik kon komen praten over een nieuwe ontwikkeling. ‘We hebben al een voorstander’, werd dan gezegd, ‘We hebben al George Orwell-achtige muziek, nu zoeken we nog een tegenstander.’ Dan moest ik uitleggen dat ik niet voor of tegen biotechnologie ben, maar dat ik als wetenschapsfilosoof vooral kansen en risico’s in kaart breng. Dan was je al niet meer interessant.”

En nu gaat dat beter?

“In ieder geval willen we het anders aanpakken. Vroeger deed een wetenschapper eerst onderzoek. Pas als dat af was en gepubliceerd, presenteerde hij de resultaten aan een groter publiek, gaf hij lezingen of deed hij beleidsaanbevelingen. Ik heb een ander ideaal voor ogen. We zeggen tegen wetenschappers: ga niet na afloop de boer op, maar begin al in het eerste jaar van het onderzoek met lezingen voor direct betrokkenen, ook als je nog niet verder bent dan verwachtingen en hypotheses. Het is verstandig die al voor te leggen aan belangrijke doelgroepen, zodat die kunnen meedenken en kritische vragen stellen. Ga ook in een vroeg stadium met beleidsmedewerkers praten, maak gebruik van hun kennis over beleidsprocessen om de onderzoeksopzet zo relevant mogelijk te maken.”

Waarom is het interessant vroeg met beleidsmakers te praten als je bijvoorbeeld een alternatief voor dierproeven ontwikkelt?

“Beleidsmakers zijn gewend aan dierproeven als gouden standaard, en in een tijd dat het publiek vraagt om absolute veiligheid is het lastig hen van de betrouwbaarheid van een alternatief te overtuigen, mede omdat er een kloof gaapt tussen wetenschap en beleid. De meeste beleidmakers hebben nauwelijks weet van nieuwe ontwikkelingen. Aan de andere kant zijn wetenschappers vaak niet in staat beleidsmedewerkers helder te informeren. Door vanaf het begin nauw betrokken te zijn bij wat de wetenschappers doen en wat beleidsmakers bezighoudt, hopen we de partijen bij elkaar te brengen, en zo de inbedding te verbeteren.

Dit doen we nu in samenwerking met het Toxigenomics Consortium om te voorkomen dat REACH – de onlangs ingevoerde Europese regelgeving voor de beoordeling van de veiligheid van chemicaliën – miljoenen proefdieren het leven kost. Dat stuit namelijk niet alleen op maatschappelijke, maar ook op economische bezwaren, want dierproeven zijn duur.”

Smeerolie in het proces?

“Ja, maar niet in de zin van: genomics moet, maar met het gevoel: er ligt een kans. Ik voel als betrokken wetenschapper commitment om die kans te benutten, want ik vind ook persoonlijk alternatieven voor dierproeven belangrijk. Aan de andere kant moet je wel kritisch blijven; risico’s en problemen moet je niet uit de weg gaan.”

Kan de industrie zich vinden in die open aanpak? Die verklapt toch liever niet wat ze aan het doen is?

“Ook industriële partners proberen wij te overtuigen van een open benadering. Natuurlijk is er het punt van het intellectuele eigendom, van octrooien. Uit onderzoek blijkt echter dat het octrooisysteem nauwelijks iets heeft opgeleverd en zich inmiddels in een diepe crisis bevindt. Geen wonder ook. Het systeem is een uitvloeisel van de tijd dat het genoom werd gezien als simpele blauwdruk. Je hebt een gen, dat leidt tot een ziekte. Octrooieer dat gen, maak een medicijn en word rijk. Zo werkt het echter in de praktijk niet. Een enkele uitzondering daargelaten, zijn de meeste ziektes multifactorieel en afhankelijk van leefstijl, omgeving en toeval.

Bovendien is ook de onderzoekswereld veranderd. De wijze van kennisproductie is globaler en opener geworden. In onze contacten met Novartis en Unilever – bedrijven die met ons willen samenwerken op het gebied van onderwijs aan hun onderzoekers – brengen wij dit soort punten in. Met een open benadering voorkom je als bedrijf dat je, net als in de jaren negentig, iets ontwikkelt waarvan achteraf blijkt dat de consument er niet op zit te wachten.”

Met welk genomicsterrein wil je de komende jaren nog aan de slag?

“We proberen te anticiperen op nieuwe wetenschappelijke richtingen, bijvoorbeeld ecogenomics. Dat leidt, zo is de verwachting, tot milieuvriendelijke technieken, bijmilieuvriendelijke technieken, bijvoorbeeld om vervuilde bodems schoon te maken of om olievelden efficiënter te benutten. Voor een wetenschapsfilosoof is het interessant dat twee wetenschapsgebieden bij elkaar komen die tot voor kort op grote afstand van elkaar stonden: de ecologie en de moleculaire levenswetenschappen, het veld versus het lab, complexiteit versus reductionisme. Daarnaast kijken we in samenwerking met het Ecogenomics Consortium wat dit terrein voor nieuwe vragen oproept. Is het wel veilig om gemodificeerde bacteriën in een olieveld los te laten?”

Wat is het bereik van je aanpak?

“Dat is moeilijk te zeggen. Voor de publieksvoorlichting van ons centrum ligt dat veel eenvoudiger. We zien bijvoorbeeld dat de belangstelling voor de website www.allesoverDNA.nl gestaag groeit richting 30.000 bezoekers per maand. Ook is prima te meten hoe vaak we een discussie in gang zetten, bijvoorbeeld in samenwerking met een tijdschrift als Viva.

Maar in hoeverre dringen de maatschappelijke discussies die wij in gang zetten door? Daarvoor zoeken we, ook samen met internationale partners, naar meetinstrumenten. Het is niet zo belangrijk dat over een paar jaar iedereen in Nederland weet wat bijvoorbeeld toxicogenomics is, het gaat erom dat solide alternatieven dan een plek hebben gevonden in het systeem van toxiciteitsbeoordelingen.”

Is het lastig om als filosoof samen te werken met bèta’s? Spreek je wel dezelfde taal?

“Ooit waren de scheidswanden tussen disciplines tamelijk hard. Nu ontstaan grote, transdisciplinaire onderzoeksgebieden, een optimaal klimaat voor filosofen die – als het goed is – hun wetenschappelijke talen en dialecten redelijk goed beheersen. Geen Toren van Babel, maar eerder een nieuw continent waar we collectief een nieuwe wetenschappelijke taal ontwikkelen.”

FEITELIJK

Hub Zwart

1988 studie psychologie, Radboud Universiteit Nijmegen

1989 studie wijsbegeerte, Radboud Universiteit Nijmegen

1988–1992 wetenschappelijk medewerker instituut voor gezondheidsethiek, Maastricht

1992–2000 senior onderzoeker/wetenschappelijk directeur van het centrum voor ethiek, Radboud Universiteit Nijmegen

1993 cum laude gepromoveerd op gezondheidsethiek, Radboud Universiteit Nijmegen

1994–2000 hoofdredacteur Tijdschrift voor Geneeskunde en Ethiek

2000 hoogleraar filosofie en hoofd afdeling Filosofie en Wetenschapstudies, Radboud Universiteit Nijmegen

2003–heden directeur Centre of Society and Genomics, Nijmegen

2005–heden directeur Institute for Science, Innovation and Society, Nijmegen

Bron: C2W life sciences4, 7 maart 2009

Onderwerpen