Dat muggen een hekel hebben aan DEET ligt aan één geurreceptor op hun voelsprieten. Kennelijk lijkt het spul toevallig op methyljasmonaat, een natuurproduct waar muggen óók niet tegen kunnen, schrijven Californische onderzoekers in PNAS.

Daatmee wordt voor het eerst sinds de introductie in 1946 duidelijk waarom DEET (N,N-di-ethyl-meta-tolueenamide) überhaupt zo’n goede muggenverdrijver is. Tot nu toe waren er minstens twee hypotheses, die het effect toeschreven aan verschillende receptortypes.

In Californië hebben ze nu eerst een van beide hypotheses ontkracht. Bij vrouwelijke exemplaren van de muggensoort Culex quinquefasciatus legden ze via RNA-interferentie de productie van de ionotrope receptor CquIR40a stil. Voor het effect van DEET en enkele andere muggenverdrijvers maakte dat niet uit, dus die kon het niet zijn.

Dus moesten het haast wel een of meer geurreceptoren in de voelsprieten zijn, en nog heel gevoelige receptoren ook want DEET is niet zo vluchtig. Van die receptoren heeft een mug er nogal wat maar een reeks proefjes leerde dat er maar één, genaamd CquiOR136, op DEET reageert.

Diezelfde receptor reageert ook op een aantal andere stoffen. Waaronder methyljasmonaat, een algemeen voorkomend plantenhormoon dat vrijkomt als zo’n plant beschadigd raakt. De onderzoekers vermoeden nu dat de combinatie jasmonaat-CquiOR136 voortkomt uit de evolutionair gegroeide wisselwerking tussen muggen en planten, en dat het stomtoevallig is dat het volledig synthetische DEET dezelfde uitwerking op die receptor heeft.

bron: UC Davis, PNAS