In Noord-Ierland is de eerste poreuze vloeistof uitgevonden. Op moleculaire schaal zitten er letterlijk gaten in waarin je gassen kunt opslaan, meldt Nature.

Het idee is al tientallen jaren oud maar was nog nooit in de praktijk gerealiseerd. Je synthetiseert kooivormige moleculen en lost die op in een vloeistof, waarvan de moleculen te groot zijn om in de kooitjes te kunnen doordringen. Gassen bestaan over het algemeen uit veel kleinere moleculen, dus die kunnen er wél in en uit.

Stuart James en collega’s van Queen’s University in Belfast hebben het nu voor elkaar gekregen met behulp van kroonethers: grote, ringvormige moleculen die vooral worden gebruikt om metaalionen te complexeren.

De kooitjes zijn tetraëdervormig. De centrale holte heeft een diameter van ongeveer 5 Å, de openingen in de vier zijkanten zijn 4 Å. De synthese zit zo in elkaar dat aan elk van de zes ribben zo’n kroonethermolecuul komt te zitten, dat naar buiten steekt. Als oplosmiddel gebruik je dezelfde kroonether.

In de praktijk blijk je deze oplossing te kunnen concentreren tot één kooitje per twaalf moleculen oplosmiddel, en dan is ze nog steeds een beetje vloeibaar. Je kunt er dan acht keer zo veel methaan in oplossen als in de pure kroonether.

Echt praktisch bruikbaar lijkt deze dikke stroop niet, maar de auteurs laten doorschemeren dat er veel meer mogelijk is. Twee van hen, Andrew Cooper en Rebecca Greenaway van de uiniversiteit van Liverpool, besluiten de publicatie met een summiere beschrijving van een kroonetherloos systeem. Het werkt met hexachloorpropeen als oplosmiddel en kooitjes die ontstaan uit een mix van diamines; alle onderdelen zijn een stuk kleiner maar het werkingsprincipe blijft hetzelfde, terwijl de vloeistof een stuk minder viskeus is.

bron: Queen’s University, C&EN, Nature