Onderzoekers van Sanquin ontrafelden waarom sommige T-cellen in weefsels blijven zitten. Dat is goed nieuws voor nieuwe immunotherapieën tegen kanker.

T-cellen circuleren constant door onze aderen op zoek naar ziekmakers die ons kwaad willen doen. Tenminste, dat dachten immunologen tot voor kort. Inmiddels weten ze dat er ook zogenoemde residente T-cellen bestaan. Die zitten in de weefsels van onder andere je huid, longen en darmen en houden daar pathogenen tegen. ‘Eigenlijk zijn ze een soort van grenscontrole’, vertelt Klaas van Gisbergen, groepsleider bij Sanquin Research. ‘Ze bewaken de barrières van ons lichaam.’

 

Hobit en Blimp

Residente T-cellen zijn dus nuttig, maar hoe ze in het weefsel blijven zitten was niet duidelijk. Onderzoekers van Sanquin, het Walter and Eliza Hall Institute of Medical Research en de universiteit van Melbourne vermoedden dat transcriptiefactor Hobit hier weleens mee te maken kon hebben. ‘In eerder onderzoek zagen we dat Hobit betrokken was bij de ontwikkeling van T-cellen in de longen’, vertelt Van Gisbergen. ‘Hij beïnvloedt dus ook de residente T-cellen.’

 

‘Dit lost een stukje van de puzzel op’

 

Daarnaast lijkt Hobit erg op Blimp1, een transcriptiefactor die zijn werk doet in het laatste stadium van differentiatie van afweercellen. Samen zouden Hobit en Blimp1 volgens de immunologen wel eens de reden kunnen zijn dat de T-cellen in het weefsel blijven zitten. Ze testten hun theorie door muizen te modificeren. Van Gisbergen vloog naar Melbourne, omdat zijn collega’s daar veel wisten over Blimp1, en samen maakten ze muizen zonder Blimp1- of Hobit-factoren. Hun theorie bleek correct: de gemodificeerde dieren hadden geen residente T-cellen.

Verdere analyse van de transcriptiefactoren liet zien hoe dat kwam. ‘Zonder Blimp1 en Hobit maakt het lichaam receptoren aan die de T-cellen als het ware uit de weefsels trekken’, legt Van Gisbergen uit. ‘Maar de factoren blokkeren de aanmaak van deze moleculen.’ Blimp1 en Hobit binden precies aan de plekken op het DNA die voor de moleculen coderen, zodat het RNA-polymerase daar niet meer bij kan. Dus blijven de T-cellen zitten waar ze zitten.

 

Muizen en mensen

Niet alleen de betrokken onderzoekers zijn blij met hun ontdekking. ‘Ik vind het een mooie studie, en het is een kleine doorbraak’, zegt immunoloog Bianca Blom van het Amsterdam Medisch Centrum, die niet betrokken was bij het onderzoek. ‘Dit onderzoek lost een stukje van de puzzel op, we begrijpen beter hoe die T-cellen zich ontwikkelen.’

Met dit stukje van de puzzel wil Van Gisbergen kwetsbare mensen beschermen tegen bijvoorbeeld de griep, door vaccinaties te creëren die zorgen dat afweercellen in de weefsels gaan zitten. ‘Zonder die cellen kan een simpel griepje al gevaarlijk worden. Als we de transcriptiefactoren kunnen manipuleren, kunnen we de vorming van residente T-cellen misschien wel stimuleren.’

Daarnaast hoopt Sanquin immunotherapieën tegen kanker te verbeteren. Momenteel richten die therapieën zich nog op de T-cellen in het bloed, maar Van Gisbergen wil het anders aanpakken: ‘Tumoren zitten in weefsels, ze circuleren niet rond. Nu we weten hoe de T-cellen in die weefsels op moleculair niveau werken, kun je de tumoren gerichter aanvallen.’

Blom vindt het verbeteren van immunotherapieën een goed idee, maar ziet nog wel wat moeilijkheden: ‘We moeten nog afwachten of dit systeem ook zo werkt in mensen.’ Van Gisbergen denkt dat dat geen probleem gaat zijn: ‘De immuunsystemen van muis en mens lijken qua bouwvorm erg op elkaar. De vertaalslag moet wel lukken.’