De bouwstenen van DNA zetten uv-straling om in een onschadelijke trilling voordat er chemische bindingen door kunnen worden verbroken. Dat verklaart waarom ze aan zonlicht niet meteen kapot gaan, suggereert een publicatie in Nature Communications.

Tot nu toe snapte eigenlijk niemand goed hoe dat kon, gezien de efficiëntie waarmee die bouwstenen uv kunnen absorberen.

Een experiment in het SLAC National Accelerator Laboratory, naast de Stanford-universiteit, heeft daar nu duidelijkheid in gebracht. De onderzoekers concentreerden zich op één van de vier basen, thymine. Die bestookten ze eerst met uv-pulsen om het proces in gang te zetten, en direct daarna met röntgenpulsen om een zogeheten Auger-spectrum op te nemen dat een idee gaf van wat er gebeurde.

Zo ontdekten ze dat één bepaalde C=O binding door het uv-licht wordt opgerekt. Zo’n 200 femtoseconden later veert hij terug en brengt zo het hele molecuul in trilling. En door die trilling wordt de energie gedissipeerd op een manier die het molecuul verder heel laat.

Wat dat betekent voor een DNA-molecuul in de vrije natuur is niet helemaal duidelijk. Het uv-licht van de zon is stukken minder intens dan de bundel uit het experiment maar de blootstelling duurt navenant langer. Wellicht heeft de evolutie er voor gezorgd dat het meestal nét goed gaat, en verklaart dat deels waarom DNA er uitziet zoals het er uitziet?

bron: SLAC

Onderwerpen