Een scherpe voorselectie doen van welke artikelen wel en welke niet naar de peer reviewers gaan. Dat is het werk van Nature-redacteur Magdalena Skipper. Tijdens die voorselectie gooit ze maar liefst 80 procent van de ingezonden artikelen in de prullenbak. Haar advies: ‘Ga altijd in beroep als je een goed argument hebt.’

“Als ik er nu op terugkijk, denk ik dat ik te grootse dingen wilde doen”, verklaart Magdalena Skipper haar overstap van de wetenschap naar ’s werelds meest gerenommeerde uitgever Nature Publishing. Ze promoveerde bij het MRC Laboratory of Molecular Biology in Cambridge, waar ze als evolutiegeneticus grote levensvragen wilde beantwoorden. “Ik herinner me nog dat John Walker zijn Nobelprijs won en er zes andere Nobelprijswinnaars bij het feest aanwezig waren die allemaal ooit bij ons instituut hadden gewerkt. Een heel stimulerende omgeving dus”, vertelde Skipper tijdens het VIBes in Biosciences-symposium in Gent. “Maar je moet eerst leren lopen, en ik wilde direct rennen.”

Haar brede wetenschappelijke interesse kon de van oorsprong Poolse Skipper beter kwijt als redacteur bij eerst Nature Reviews Genetics en later bij Nature. “Na twee jaar wist ik wel dat ik in het lab nooit iets heel belangrijks voor de wetenschap zou doen.” Nu beoordeelt ze jaarlijks maar liefst zevenhonderd artikelen van andere onderzoekers op hun wetenschappelijke impact.

Was je overstap naar de uitgeverij ook een ‘toegeven dat je het niet kunt’?

“Hoewel ik waarschijnlijk best een eigen onderzoeksgroep had kunnen krijgen, zou ik er nooit mijn ambities mee kunnen vervullen. Ik was namelijk vooral geïnteresseerd in de grote vragen des levens, maar ik was niet erg goed in het labwerk. Ik ben gewoon niet methodisch genoeg. Je hebt meer nodig dan een scherpe geest. Je moet als wetenschapper ook een goed experiment kunnen ontwerpen en de wilskracht hebben om dit vijftien tot twintig keer uit te voeren terwijl je alleen wat kleine dingen wijzigt. Ik bracht die tijd liever door bij vrienden.

Daarom ging ik op zoek naar een ander beroep waarin ik meer kan bijdragen en toch dicht bij de wetenschap blijf. Dat werd een baan bij Nature, maar een baan als octrooionderzoeker had net zo goed gekund.”

Hoe krijg je als onderzoeker een publicatie in Nature?

“Het is belangrijk dat je de implicaties van je werk duidelijk maakt. Overdrijf echter niet, want dan komt het artikel waarschijnlijk niet door de selectie. Maar als je ze vergeet te noemen, verklein je je kansen ook. We weigeren het daar niet om, maar als een redacteur het onderwerp minder goed kent, en de implicaties er niet uithaalt, dan heb je een probleem.

Per week ontvangen we 120 tot 240 artikelen. Daarop voeren wij als redacteuren een eerste selectie uit: ongeveer 80 procent valt af en slechts 20 procent gaat door naar de peer reviewers. Uiteindelijk beslissen wij vervolgens weer op basis van hun commentaren welke artikelen geschikt zijn voor publicatie, want we hebben maar ruimte om twee op de vijfentwintig inzendingen te publiceren. Voor die beslissing is altijd een goede reden. We gooien geen muntje op.”

Zijn de peer reviewers het vaak met elkaar oneens?

“De kwaliteit van een redacteur zie je het beste terug in de peer reviewers die hij kiest. Sommigen zijn namelijk nooit tevreden, terwijl anderen alles juist geweldig vinden. Een goede referee is objectief, kritisch en kan opbouwend commentaar leveren.

Als peer reviewers het niet met elkaar eens zijn, moeten we daar als redacteur tussen mediëren. Maar peer reviewing is geen democratie; we tellen dus geen stemmen.

Ook als slechts een van de drie reviewers het artikel afwijst, kan het afgekeurd worden. Als een studie bijvoorbeeld drie aspecten behandelt, zeg biologie, fysica en statistiek, dan zoeken we voor alle drie de aspecten een referee. Als de statisticus de gebruikte methoden niet vindt deugen, kunnen we het niet publiceren, een enthousiaste bioloog en fysicus ten spijt. Uiteindelijk ligt de beslissing altijd bij de redacteur, want alleen die kent alle feiten.”

Is leesbaarheid ook een issue als jullie een artikel binnenkrijgen?

“Als het artikel echt slecht is geschreven, sturen we het toch in die vorm door naar de peer reviewers, die er dan helaas onder moeten lijden. Het is in ieder geval geen reden om het artikel af te wijzen.

Als het onderwerp wordt goedgekeurd, dan moet er veel worden herschreven en vaak raden we dan aan om er ook iemand met Engels als moedertaal naar te laten kijken. Bij de grote lijnen – concept en structuur – help ik vaak zelf. Pas als alles volgens de standaarden van Nature is, wordt het echt gepubliceerd. Dus als een auteur in goed overleg niet met onze wijzigingen kan leven, publiceren we het niet.”

Wat moet je doen als je artikel wordt afgewezen?

“Ga altijd in beroep als je een goed argument hebt waarom het toch gepubliceerd moet worden. Ook redacteuren maken wel eens fouten. Als je tegen onze beslissing in beroep gaat, zullen wij met de nieuwe informatie publicatie heroverwegen. Op dit moment heb ik ook zo’n artikel dat ik afkeurde omdat ik dacht dat het wel een baanbrekende vondst was, maar niet interessant genoeg voor de bredere doelgroep van Nature. De auteurs kwamen echter met argumenten waarom het artikel dat wel was. Toen heb ik het dus toch aan de peer reviewers laten zien en die waren ook enthousiast.

Aan de andere kant kreeg een collega eens de vraag of er geen mannelijke collega naar het afgewezen artikel kon kijken. De auteur hoopte meer sympathie van een man te krijgen omdat het artikel over prostaatkanker ging. Maar zo werkt het natuurlijk niet.”

Je werkt nu al jaren als redacteur. Is er ook een artikel dat je in het bijzonder is bijgebleven?

“Ik heb wel een lievelingsreview. Dat ging over hoe netwerktheorie de systeembiologie kan helpen. Het idee daarachter is dat genetische informatie via een aantal superknopen is verbonden en het legt daarmee uit hoe het komt dat bij sommige defecte genen zoveel verschillende ziektes kunnen optreden, terwijl we het uitschakelen van andere genen niet eens opmerken. Die publicatie was de eerste high impact review over dit onderwerp.”

Zelfs op dit congres kwam het artikel voorbij.

“Haha, zo zie je maar hoeveel invloed we hebben. Ik kan met pensioen. Maar serieus, wij houden onze trends ook goed bij, zeker voor de review journals. Er zijn altijd een paar onderwerpen die je actief volgt.

Als redacteur moet je vooral veel naar congressen gaan, de literatuur bijhouden en met wetenschappers praten. Een groot voordeel van deze baan is dan ook dat ik altijd vooroploop met de technologie.

Aan de hand van de congressen maak ik een inschatting van de impact en de mogelijkheid tot vernieuwing van het onderzoek. Soms maakt ook de schaalgrootte daarbij uit, vooral voor genomics. En als ik echt erg geïnteresseerd ben in een bepaald project, neem ik al voordat het resultaat klaar is contact op met de onderzoeksgroep. Wij nodigen dan wel eens onderzoekers actief uit om een origineel artikel voor ons te schrijven.”

Moet Nature ook niet zijn artikelen via open access vrij toegankelijk maken?

“Ik kan me niet voorstellen dat Nature, zoals we het nu kennen, ooit open access zal worden. Er zijn natuurlijk veel argumenten die de open access-voorstanders aandragen om hun werk te verdedigen, maar ik denk dat wij daar als Nature Group al voor een groot deel aan voldoen. Zo eisen wij bijvoorbeeld helemaal geen overdracht van het copyright op het onderzoek, maar slechts een unieke licentie om het te publiceren. En wij doen ook mee aan programma’s om die publicatie gratis beschikbaar te stellen aan onderzoekers in derdewereldlanden.

Bovendien publiceren wij alle genomen al sinds 2 jaar onder de Creative Commons-licentie, net als PLoS. Maar om onze extra kwaliteit – de nieuwsberichten en dergelijke – te kunnen leveren, moeten we gewoon worden betaald. Ook PLoS beschikt over externe fondsen. En daarmee doet het prima werk, kijk maar naar de impactfactor van PLoS Biology.”

Was je leven anders geweest als je in Nature had gepubliceerd?

“Het is interessant om te denken wat er dan zou zijn gebeurd. Als ik in Nature had gestaan, was ik waarschijnlijk nooit redacteur voor Nature geworden. Maar misschien is dat ook niet zo erg, want ik vermaak me zo heel erg. Jaloers op de Nobel-auteurs ben ik dan ook niet.”

Bron: C2W5, Carrière Magazine, 14 maart 2009

Onderwerpen