Veiligheid en gezondheid zijn complexe zaken in de chemie en life sciences. Er zijn veel regels en er is ook verplichte monitoring. Labs en bedrijven doen hun best, maar het ontbreekt ze vaak aan specifieke kennis, stelt veiligheidsexpert Wim van Alphen.

Van brand op de werkplek tot het ontsnappen van gevaarlijke gassen of micro-organismen, en van ‘doorsnee’ bedrijfsongevallen tot ontsporende reacties: er bestaat een heel scala aan veiligheidsrisico’s in de wereld van fabrieken en laboratoria. ‘Het goede nieuws is dat de meeste risico’s voldoende zijn af te dekken, zolang je weet wat je moet doen en die maatregelen ook daadwerkelijk neemt’, zegt Wim van Alphen, zelfstandig adviseur hogere veiligheidskunde en arbeidshygiëne. ‘Het slechte nieuws is dat dit laatste in de praktijk toch lang niet altijd het geval is.’

‘Risico’s zijn doorgaans voldoende af te dekken, zolang je weet wat je moet doen en die maatregelen ook daadwerkelijk neemt’

Wat dat betreft is er een verschil tussen fabrieken en labs, aldus Van Alphen. Met beide houdt hij zich bezig. ‘Chemische fabrieken zijn qua gevaarlijke stoffen vrij overzichtelijk, want ze werken met een beperkt aantal stoffen, zij het in grote hoeveelheden’, vertelt hij. ‘Laboratoria werken daarentegen vaak met vele honderden verschillende stoffen, maar dan in kleinere hoeveelheden. En de veiligheidsregimes zijn daar over het algemeen minder goed geregeld.’

Expertise inroepen

Labs behoren daarmee in potentie tot de meest onveilige werkplekken – onveiliger dan chemische fabrieken. Dit komt ook doordat veel stoffen elkaars werking kunnen versterken. De kans op dergelijke synergetische effecten is in labs veel groter dan in fabrieken.

‘Aan de andere kant: als je nu érgens goede maatregelen kunt nemen, dan is dat wel in een lab’, zegt Van Alphen. ‘Daar is de ruimte overzichtelijk, je kunt goede zuurkasten, GAP-kasten of biosafety cabinets plaatsen, en de ruimten zijn kleiner, waardoor de ventilatie beter beheersbaar is. In een grote fabriekshal is dat allemaal veel moeilijker.’

‘Meestal zijn in laboratoria de veiligheidsregimes minder goed geregeld’

Het kán dus prima, een lab veilig inrichten. Maar in de praktijk gebeurt dat lang niet altijd. ‘Al bij het ontwerp van je lab moet je de juiste expertise inroepen’, benadrukt Van Alphen. ‘Bijvoorbeeld als het gaat om ventilatie. Daar moet je dus niet de eerste de beste ventilatiefirma voor inhuren. En ook de inrichting van je lab is van belang. Zeer bepalend is de positie van die zuurkasten ten opzichte van de luchttoevoerpunten en de deuren.’ Zuurkasten moet je ook niet langs looproutes plaatsen, want daar ontstaan vaak luchtwervelingen die stoffen uit de zuurkast trekken, zelfs als de afzuigsystemen aan de strengste eisen voldoen.

‘Met die afzuigsystemen is het trouwens net als met je auto, waarbij er in het boekje staat dat die 1 op 35 loopt’, merkt Van Alphen op. ‘Als ik met mijn auto rondrijd, dan rijdt die veel minder zuinig dan dat. Dat brandstofverbruik wordt namelijk gemeten onder strikt gecontroleerde omstandigheden, in een fabrieksmodelsituatie. Maar in de realiteit zijn de prestaties altijd minder goed. Precies hetzelfde geldt voor het afzuigsysteem van de zuurkast.’

Monitoring

Het probleem zit hem dus niet zozeer in de regelgeving, maar meer in de uitwerking op de werkvloer, aldus Van Alphen. ‘Ieder bedrijf en ieder lab moet een risico-inventarisatie- en evaluatie (RI&E) doen, en daarbij hoort ook monitoring’, zegt hij. ‘Veel bedrijven doen dat in eigen beheer, en dat mag ook. De kwaliteit van die RI&E wordt getoetst door gecertificeerde deskundigen.’ In Nederland zijn er zo’n 450 gecertificeerde arbeidshygiënisten, 2.000 hogere-veiligheidsdeskundigen (HVK’ers) en 200 arbeids- en organisatiedeskundigen (A&O’ers) die zich daarmee bezighouden.

‘Maar ook die hebben niet allemaal verstand van laboratoria’, stelt Van Alphen. ‘Gelukkig zijn er wel verschillende landelijke werkgroepen die zich daar specifiek op richten. Daardoor is er wel sprake van intercollegiale toetsing en overleg over standpunten en de nieuwste ontwikkelingen.’

Het werkveld is in ontwikkeling, maar Van Alphen vindt de voortgang traag. ‘Gelukkig zijn er wel dingen aan het veranderen’, zegt hij. ‘TNO heeft labveiligheid bijvoorbeeld tot een van zijn speerpunten gemaakt en doet ook onderzoek naar monitoring. Het is een werkveld met bevlogen mensen die maar één doel hebben: het verbeteren van de veiligheid en gezondheid in deze sector.’