De smakelijkste soorten truffels nemen nauwelijks cesium op en dus kun je ze dertig jaar na Tsjernobyl gerust eten. Dat heuglijke nieuws melden Zwitserse en Duitse onderzoekers in het tijdschrift Biogeosciences.

Andere soorten paddenstoelen nemen juist wél veel cesium op uit de bodem. Bijvoorbeeld ‘hertentruffels’ (Elaphomyces) die geen delicatesse zijn voor mensen maar des te meer voor herten en wilde zwijnen. De radioactieve wolk, die vrij kwam tijdens de kernramp in Tsjernobyl in 1986, bestond voor een belangrijk deel uit cesium-137, een radio-isotoop met een halfwaardetijd van dertig jaar. Op plekken waar door een ongelukkige regenbui veel van die fall-out is neergekomen, bevatten de paddenstoelen nog steeds te hoge concentraties cesium-137. De herten en de zwijnen dus ook.

Om onbekende redenen blijkt dit niet te gelden voor de zomertruffel en de Bourgondische truffel (respectievelijk Tuber aestivum en Tuber uncinatum maar eigenlijk schijnt het dezelfde soort te zijn). Deze lekkernij komt in een groot deel van Europa voor. Ulf Büntgen en collega’s verzamelden er 82 in Zwitserland, Duitsland, Frankrijk, Italië en Hongarije. Er zat er niet één bij waarvan de radioactiviteit boven de detectielimiet van 2 becquerel per kilogram uit kwam.

Simon Egli en collega’s maken wel de kanttekening dat ze voor de opsporing van de truffels moesten vertrouwen op de neuzen van getrainde truffelhonden, zoals Egli’s eigen hond Miro die hier poseert met een zelf gevonden zomertruffel. De steekproef was dus wellicht wat minder aselect dan ze hadden gewild. Bovendien hebben ze niet kunnen zoeken op plekken waar het cesiumgehalte in de bodem het hoogst is, bijvoorbeeld in Wit-Rusland en delen van Oostenrijk.

Ze proberen nu te achterhalen wat er zo apart is aan het voedselopnamesysteem van Tuber-truffels, waardoor het zo weinig cesium opneemt.

bron: European Geosciences Union