Ten opzichte van andere bèta’s doen scheikundigen het niet zo slecht wat betreft inkomen, al gaat het gemiddeld om maar enkele procenten meer salaris. Dat blijkt uit de Bèta-loopbaanmonitor 2008. En chemici die kiezen voor een niet-bètabaan, zijn nog altijd financieel beter af.

Verdient u genoeg? Voelt u zich schaars en ziet u dat terug op uw loonstrook? Dergelijke vragen rond de loopbaan van de chemicus mogen zich op toenemende belangstelling verheugen. Zo wordt er veel gedebatteerd over tekorten aan bèta’s en chemici in het bijzonder. Deze week levert de publicatie van de Bèta-loopbaanmonitor 2008 een bijdrage aan de discussie, met de resultaten van een enquête onder dertigduizend werknemers met een mbo-, hbo- en wo-diploma. De monitor is ontwikkeld door SEO Economisch onderzoek in opdracht van de KNCV, KIVI NIRIA, Platform Bèta Techniek en Bèta Publishers.

De resultaten geven aankomende studenten in ieder geval een extra reden om een studie scheikunde te overwegen. Scheikundig technologen (276 respondenten) verdienen namelijk het meeste van alle universitaire bèta’s, met een gemiddeld bruto maandsalaris van 4.181 euro. De overige scheikundigen (263 respondenten) krijgen maandelijks ruim 10 procent minder bijgeschreven: 3.713 euro. Ze zitten daarmee in de middenmoot tussen werknemers met een andere bèta-opleiding.

Op hbo-niveau is die situatie anders: de technisch scheikundigen (127 respondenten) zitten in de middenmoot met 3.104 euro, minder dan de categorie ‘scheikunde overig’ (57 respondenten) met 3.385 euro. Werknemers met een laboratoriumopleiding (401 respondenten) verdienen relatief weinig: 2.948 euro. Op mbo-niveau valt op dat werknemers met een opleiding in de procestechniek duidelijk meer verdienen dan alle andere mbo-bèta’s: 2.933 euro per maand. Dat zou een signaal kunnen zijn dat de schaarste aan procesoperators, waarover de chemische industrie klaagt, zich nu begint te vertalen in een hoger salaris.

Startsalarissen

Het beeld dat uit de salarismonitor naar voren komt is vooral erg genuanceerd. In vergelijking met de discussie over topsalarissen in het bedrijfsleven lijkt het Nederlandse salarislandschap overzichtelijk genivelleerd. “In deze enquête kijken we naar het loopbaangemiddelde van alle mensen met dezelfde opleiding. Dat levert natuurlijk geen opvallend grote verschillen”, zegt Djoerd de Graaf, senior onderzoeker bij SEO Economisch Onderzoek. Het salaris van de tweedejaars aio en de bijna gepensioneerde hoogleraar worden bij de verwerking van de resultaten gemiddeld. “Van jaar tot jaar zul je per categorie dus weinig verschuivingen zien; mensen gaan niet opeens heel veel meer of minder verdienen. We doen ook onderzoek naar startsalarissen. Daar zijn de verschillen tussen beroepen en tussen verschillende jaren veel uitgesprokener, omdat je sneller het effect van economische veranderingen merkt.”

In de monitor zijn de loopbaangemiddelde salarissen bovendien gecorrigeerd voor achtergrondkenmerken zoals geslacht en leeftijd. Mannen verdienen gemiddeld meer dan vrouwen en oudere werknemers meer dan jongere. Zo lijken bèta’s op het eerste gezicht meer te verdienen dan niet-bèta’s. Maar omdat bèta’s in Nederland vaak man zijn en gemiddeld iets ouder, is dat schijn. Na correctie blijken bèta’s op wo- en hbo-niveau ongeveer evenveel te verdienen als niet-bèta’s op hetzelfde niveau. Alleen bij het mbo blijft het verschil na correctie overeind, al is het klein. Mbo-bèta’s verdienen zo’n 150 euro bruto per maand meer dan vergelijkbare niet-bèta’s.

Harde bèta’s

De verschillen in gemiddelde salarissen worden uitgesprokener als er vergelijkingen worden gemaakt tussen branches. Dan blijkt niet geheel verrassend het onderwijs met gemiddeld 3.292 het slechtst te betalen. De chemische industrie staat in de top vier van best betalende branches met gemiddeld 4.087 euro, in de buurt van delfstofwinning, elektronische industrie en de nutsbedrijven.

“Het mooie van de loonwijzer is dat wij naar de verschillen tussen bèta’s en niet-bèta’s kunnen kijken, en de invloed van de opleiding voor het volgen van een bepaalde loopbaan”, zegt De Graaf. “Ongeveer de helft van de bèta’s kiest voor niet-bètaberoepen. Ze blijken daarover overigens wel tevreden te zijn.” Voor een bètaopleiding op mbo- of hbo-niveau blijkt die keuze nauwelijks van invloed op de hoogte van het salaris. Voor academici is dat verschil er wel: in een bètaberoep wordt duidelijk minder verdiend dan in een niet-bètabaan: gemiddeld zo’n 4 procent. Daarbij valt op dat mensen met een harde natuur & techniek-opleiding meer verdienen dan mensen met een zachte bètaopleiding. Harde bèta’s lijken vaker in een beter betaalde leidinggevende positie terecht te komen, wat zich in een hoger salaris vertaalt.

Het maandelijkse salaris is maar een onderdeel van de beloning. In dat opzicht zijn er opvallende verschillen tussen bèta’s en niet-bèta’s. Universitaire bèta’s in een bètaberoep krijgen minder vaak (27 procent) een vaste financiële bonus dan bèta’s in een niet-bètaberoep (47 procent). Wat baantevredenheid betreft zijn er geen grote verschillen tussen bèta’s en niet-bèta’s. Voor bèta’s op hbo- en universitair niveau maakt het voor werktevredenheid weinig uit of ze in een bètaberoep werken of niet.

Uit de enquête spreekt geen duidelijk tekort in bepaalde sectoren of beroepsgroepen, bijvoorbeeld door grote salarisverschillen. “Dat was ook niet de opzet van dit onderzoek”, zegt De Graaf. Hij heeft wel in opdracht van het ministerie van Economische Zaken onderzoek gedaan naar verklaringen waarom een tekort niet tot uiting komt in hogere salarissen voor bèta’s. “Daaruit bleek dat bèta’s minder loongevoelig zijn; ze kiezen eerder op de inhoud. Ook kennen bèta’s een internationale arbeidsmarkt. Tekorten op de Nederlandse arbeidsmarkt zijn te bestrijden door mensen uit het buitenland aan te trekken. Beide factoren dempen de stijging van salarissen door een tekort.”

De Bèta-loopbaanmonitor 2008 is te downloaden via

www.platformbetatechniek.nl

Bron: C2W22, 15 november 2008

Onderwerpen