Wekenlang hebben drie terahertzontvangers, gebouwd door de TU Delft en SRON Netherlands Institute for Space Research, 40 km boven Antarctica gezweefd. Hangend onder een NASA-ballon speurden ze naar spectraallijnen in verre gaswolken die bezig zijn sterrenstelsels te worden.

Uniek was vooral de 4,7 THz-sensor, gebouwd onder regie van de Delftse onderzoeker Jian-Rong Gao. Bij die frequentie kun je ongeladen losse zuurstofatomen detecteren. ‘We hebben veel ervaring met ontvangers tot 1 THz. Nu is het gelukt een sprong omhoog te maken’, vertelt SRON-onderzoeker Floris van der Tak.

Hij legt uit dat losse O’s niet zeldzaam zijn in de interstellaire ruimte, maar dat de bijbehorende 4,7 THz-spectraallijn pas is te detecteren bij temperaturen boven de 200 K. Dat is een teken dat daar een prille ster zit die zijn omgeving opwarmt.

De andere twee ontvangers detecteerden N+- en C+-ionen, bij respectievelijk 1,4 en 1,9 THz. De verhouding tussen die signalen geeft aan welk type ster overheerst. Om C+ te laten ontstaan door ionisatie van CO is maar weinig energie nodig, maar N+ vraagt ‘harde’ uv-straling, afkomstig van sterren die duidelijk zwaarder zijn dan onze zon.

Het voordeel van meten op grote hoogte is volgens Van der Tak dat je vrijwel geen watermoleculen boven je hebt, die interstellaire signalen onderscheppen. En Antarctica heeft een praktische reden: ‘In deze tijd van het jaar heb je daar een polaire cycloon. Wat je lanceert, maakt een rondje en komt terug op dezelfde plek zodat je het kunt laten landen voor hergebruik. In Nederland blaast de wind het alle kanten op.’