RNA uit planten kan de genetische expessie beïnvloeden van het zoogdier dat die planten opeet. Minstens één microRNA doet dat daadwerkelijk en waarschijnlijk is dat nog maar het topje van de ijsberg, schrijven Chinese onderzoekers in het tijdschrift Cell Research.

Het zou kunnen betekenen dat de beweringen van de Tilburgse duimzuiger Diederik Stapel over de verschillen tussen vleeseters en vegetariërs uiteindelijk toch niet zulke grote onzin zijn.

Zulke microRNA’s zijn ketens van een stuk of 20 basen. Ze kunnen zich hechten aan een complementair stuk messenger-RNA, en voorkómen zo dat van dat messenger-RNA een eiwit wordt gemaakt.

Oorspronkelijk werd gedacht dat microRNA’s maar een heel kort leven hadden. Maar enkele jaren geleden werd ontdekt dat er ook stabiele miRNA’s bestaan, die zich voortdurend in bloedserum en plasma van zoogdieren bevinden. De concentratie van die stabiele miRNA’s blijkt afhankelijk van allerlei fysiologische en pathologische factoren, wat betekent dat je ze als biomarker moet kunnen gebruiken.

Wat die miRNA’s zo stabiel houdt, is nog niet helemaal duidelijk. Maar volgens de Chinezen komt het doordat ze verpakt zitten in ‘microvesicles’, holle bolletjes die door diverse zoogdiercellen worden afgescheiden en die zijn opgebouwd uit celmembraanfragmenten.

En hun nieuwste ontdekking is nu dat de miRNA-sequenties in de microvesicles van gezonde Chinezen niet allemaal door die Chinezen zelf zijn aangemaakt. Er zitten er ook een stuk of 30 tussen waarvoor het menselijk DNA niet codeert, maar wèl het DNA van de rijst die ze eten. Ook kalveren blijken consequent miRNA’s over te nemen uit hun groenvoer.

De enige verklaring is dat die miRNA’s ergens in het spijsverteringskanaal worden geabsorbeerd door het lichaam van de eter. Proefjes met muizen hebben volgens de Chinezen aangetoond dat zoiets inderdaad mogelijk is. Ze suggereren dat het zoogdier ze daarna zelf op de een of andere manier in microvesicles verpakt.

En minstens een van die plantaardige microRNA’s, genaamd MIR168a, blijkt een zoogdierspecifieke sequentie te kunnen beïnvloeden. Om precies te zijn exon 4 van LDLRAP1 (voluit low-density lipoprotein receptor adapter protein 1), een gen dat helpt om ‘slechte’ cholesterol uit de circulatie te halen. Het effect lijkt te gering om betrokkene met een serieus metabool sydroom op te knappen, maar het is wel meetbaar.

Hoe die interactie precies werkt snappen de Chinezen nog niet, ze weten zelfs niet zeker of het miRNA op het messenger-RNA gaat zitten of op het DNA zelf. Maar dàt er interactie is denken ze wel zeker te weten, ook weer met dank aan muizen die ze een overdosis synthetisch MIR168a hebben gevoerd teneinde het effect een beetje te versterken.

Ze geven er een positieve draai aan: in principe moet het dus mogelijk zijn om de menselijke genen aan te sturen via ‘functional foods’ die met extra miRNA’s zijn verrijkt. Tot nu toe geloofde eigenlijk niemand dat zoiets ooit zou kunnen werken.

Blijft de vraag wat planteneten nu precies met mensen doet, en of miRNA’s uit slecht doorbakken collega-zoogdieren soms vergelijkbare effecten hebben.

bron: The Scientist

Onderwerpen