Gentse gewasbeschermingstechniek blijkt te werken

Om planten te wapenen tegen vraatzuchtige insecten moet je er een extra gen in zetten, dat codeert voor een RNA-sequentie die in dat insect een essentieel gen uitschakelt. Dat stellen onderzoekers van Devgen Biotechnology uit Gent in een online-publicatie in Nature Biotechnology. Ze werkten al zeker tien jaar aan deze RNA-interferentietechniek, en nu hebben ze voor het eerst experimenteel aangetoond dat het werkt.

“Vergelijk het met de eerste vlucht van Airbus”, aldus Devgen-ceo Thierry Bogaert in De Standaard. Zijn bedrijf presenteert het aan de aandeelhouders als een toepassing van de uitvinding waar Andrew Fire en Craig Mello vorig jaar een Nobelprijs mee wonnen.

Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met de Amerikaanse zaaigoedgigant Monsanto, die een aandeel in Devgen heeft. Monsanto zal de RNAi-beschermingstechniek op termijn gaan commercialiseren, al duurt dat volgens Bogaert nog zeker meer dan twee jaar.

De publicatie betreft een double-stranded RNA, dat afrekent met de larven van de maïswortelboorder (Diabrotica virgifera virgifera) door de productie van het enzym V-ATPase A te onderbreken. Maïsplanten die voorzien zijn van het gen , blijken inderdaad veel minder te worden aangevreten.

Voorwaarde is dat het RNA intact in de cellen van de larven terecht komt. Dat hangt van het spijsverteringssysteem af.Bij maïswortelboorders en Coloradokevers werkt het, bij katoenkevers bijvoorbeeld niet.

Bestaande gen-maïstechieken werken anders. De zogehetn Bt-maïs is gebaseerdop een gen uit Bacillus thuringiensis, dat codeert voor een eiwit dat regelrecht toxisch voor de larven is. Uitgerekend de maïswortelboorder heeft echter de neiging om daar resistent tegen te worden, zodat een nieuwe bestrijdingstechniek meer dan welkom is.

bron: Devgen, De Standaard

Onderwerpen