Het Darwin-jaar is nog niet half verstreken of ik begin er al genoeg van te krijgen. Nee, schrik niet, ik ben niet opeens creationist geworden. Maar het is te veel, al die Darwin-tentoonstellingen, Darwin-nummers van tijdschriften, nieuwbakken Darwin-kenners die overal lezingen geven en opduiken in praatprogramma’s op radio en televisie. En van de coming-out van Knevel

word ik al helemaal niet goed.

Het publiek ondertussen krijgt de indruk dat de evolutieleer is voortgekomen uit een plotselinge geniale inval van Darwin, zo’n beetje zoals Newton ineens de gravitatiewet ontdekte toen er een appel op zijn snoet viel. Zo ging het natuurlijk niet. De tijd was er rijp voor, overrijp zelfs. Generaties voor Darwin had je in Frankrijk al De Buffon, Cuvier en de grote Lamarck, wiens uitgangspunt – de overerving van verworven eigenschappen – inmiddels een erkend epigenetisch fenomeen is. In Engeland zelf was er George Wallace die zijn tijdgenoot Darwin net even voor was. Ook Darwins opa, de steenrijke, pafferige maar slimme Erasmus Darwin, hing al de evolutieleer aan en poneerde bovendien dat het heelal was ontstaan door een big bang.

Maar de eerste van allemaal was de excentrieke James Burnett, Lord Monboddo (1714-1799), oud-student aan de Groninger universiteit, rechter in Schotland. Hij propageerde de evolutieleer die hij verklaarde door, ja inderdaad, natuurlijke selectie. Volgens een uitspraak van hem worden mensen met een staart geboren (in feite iets wat slechts zeer sporadisch voorkomt). Vroedvrouwen zouden dit gênante teken van verwantschap aan de apen snel couperen en uit discretie daarover zwijgen. Een eeuw later, in 1875, schreef Monboddo’s opvolger als rechter, Lord Neaves, zelfs een gedicht over hem: Though Darwin now proclaims the law / And spreads it far abroad, O! / The man that first the secret saw / Was honest old Monboddo.

Over 5 jaar horen we meer. Dan is het Monboddo-jaar.

Bron: C2W Life Sciences 7, 4 april 2009

Onderwerpen