Voor het eerst is een overtuigende link gelegd tussen de chemische samenstelling van de lucht rond een varkensstal en de perceptie van de stankoverlast. Zo kun je tenminste objectief bepalen of geurreducerende maatregelen effect hebben, schrijven Deense onderzoekers in het tijdschrift Atmospheric Environment.

Tot nu toe moest je daarvoor afgaan op de neus van omwonenden, die daar wat minder objectief in plegen te zijn.

Twee jaar geleden vertelden Michael Hansen en collega’s van de universiteit van Aarhus al hoe ze een proton transfer reaction-massaspectrometer (PTR-MS) hadden gemonteerd in een aanhanger en daarmee 115 luchtmonsters hadden genomen in en rond vier varkensfokkerijen. Ze analyseerden de lucht ter plekke, en vulden er ook plastic zakken mee die ze later in ‘echte’ labs opnieuw lieten analyseren. In de trailer was tevens ruimte voor een olfactometer, bemand door vier menselijke proefpersonen die hun eigen interpretatie van de geur gaven.

Om te beginnen bewees het dat zo’n mobiel lab zeker de moeite van het bouwen waard is. Uit het verschil tussen de metingen in de verschillende labs bleek duidelijk dat varkensmeur geen 24 uur ‘goed’ blijft in een plastic zak, en dat je dus inderdaad beter in realtime kunt meten.

Maar de onderzoekers hebben nu ook een link gelegd tussen de ‘geurervaring’ van de proefpanels en de concentraties van 21 stoffen en stofgroepen in de luchtmonsters. Op basis van 94 van de meetpunten destilleerden ze daar een voorspellend model uit, dat ze vervolgens loslieten op de 21 resterende monsters. De met PTR-MS vastgestelde concentraties bleken daarbij inderdaad heel aardig de reactie van de proefpersonen te voorspellen.

Onderzocht wordt nu of het ook opgaat voor ándere varkensstallen, en of je er regelgeving op kunt baseren.

bron: Aarhus University

Onderwerpen