Muizen lopen een heel ander deel van hun neus achterna dan we altijd hebben gedacht. En mensen misschien ook, melden Harvard-onderzoekers in het tijdschrift Cell.
Helemaal achterin de neusholte van de dieren ontdekten Bob Datta en collega’s neuronen die sterk afwijken van alle bekende zoogdier-reukorganen. Als geursensoren bevatten deze zogeheten ‘necklace neurons’ niet de alomtegenwoordige G-eiwitgekoppelde receptoren (GPCR) maar eiwitten uit een heel andere groep, genaamd MS4A, die nooit eerder met geurherkenning in verband is gebracht.
En terwijl op normale geurdetectieneuronen altijd maar één type GPCR-receptor zit, vind je op déze neuronen een aantal verschillende MS4A’s door elkaar.
Ze reageren dus op veel meer verschillende geurstoffen tegelijk en dat doet vermoeden dat ze ook anders dan gebruikelijk moeten communiceren met de hersenen. Datta vermoedt dat ze een soort onderbewust alarmsignaal afgeven: de hersenen hoeven niet meteen te weten welke stoffen ze precies waarnemen, maar wel wat de combinatie inhoudt voor de muis.
Die indruk wordt versterkt doordat de MS4A’s in kwestie blijken te reageren op vetzuren uit noten en zaden (zeg maar de lucht van lekkere hapjes) en op minstens één feromoon dat muizen afschrikt.
Vast staat dat MS4A-genen al minstens 400 miljoen jaar geleden zijn geëvolueerd en dat mensen ze ook hebben. Of wij dus óók beschikken over een verborgen extra reukvermogen, is een interessante vraag.
Het zou in elk geval heel wat verklaren over het menselijk gedrag.
bron: Cell Press
Nog geen opmerkingen