Champignons lijken genetisch meer op wit- en bruinrotschimmels dan men dacht, maar hun vermogen om biomassa af te breken is een stuk veelzijdiger. Dat valt op te maken uit het champignongenoom dat zojuist in PNAS is gepresenteerd.

Aan het onderzoek hebben twee dozijn instituten meegewerkt. Zo leverde Wageningen UR het DNA aan van een van de twee champignonvarianten (Agaricus bisporus) die voor het onderzoek zijn gesequenst. In een persbericht meldt de universiteit dat het nu ontrafelde genoom ‘een uitstekende basis (is) om nieuwe champignonrassen te ontwikkelen, gericht op een verhoogd gezondheidsbevorderend effect.”

De onderzoekers hebben al uit het genoom weten te destilleren dat champignons wel degelijk aanleg hebben om hout te verteren. Tot nu toe werd gedacht dat alleen die wit- en bruinrotschimmels dat kunstje beheersten.

Echt goed in het verteren van hele bomen is de champignon niet. Zijn eigen specialisme ligt elders, namelijk in het verteren van lignine en andere plantenbestanddelen die door andere soorten al enigszins zijn voorverteerd. Met andere woorden: humus, en dàt zal niemand verbazen. Daartoe maakt de schimmel uitgebreid palet aan enzymen aan, waaronder etherases en heemthiolaatperoxidases.

Vooral die laatste categorie lignine-afbrekers zou in theorie interessant kunnen zijn voor de industriële productie van tweede-generatiebiomassa.

Maar er zit wellicht ook een schadelijke kant aan: als door klimaatverandering de bodem opwarmt, gaan die peroxidases sneller humusresten afbreken dan ze nu doen en komt er nóg meer CO2 in de atmosfeer terecht dan waar op gerekend was.

bron: Joint Genome Institute, WUR

Onderwerpen