Engelstalig onderwijs aan Nederlandse universiteiten en hogescholen wint steeds meer terrein. Nu nog is Nederlands­talig onderwijs de norm, tenzij gebruik van een andere taal noodzakelijk is.

Maar er is een wetswijziging in de maak die colleges in een andere taal toestaat indien dit een meerwaarde heeft. 180 hoogleraren, schrijvers en prominenten liepen daar onlangs op vooruit en luidden de noodklok. Want als dit zo doorgaat, betoogden zij, zal het Nederlands verworden tot een Europees dialect en kun je niet meer in je eigen taal over academische onderwerpen spreken. Ik deel wel iets van die zorg, maar het afremmen van de internationalisering van het hoger onderwijs lijkt mij toch vooral een achterhoede­gevecht.

Een deel van mijn tijd geef ik zelf college. In het Engels. Sterker nog, ik heb er hard aan getrokken dat in Nijmegen inmiddels vier bacheloropleidingen aan de bètafaculteit in het Engels worden gegeven. In de collegezaal sta ik niet alleen tegenover Nederlandse studenten, maar ook tegenover Chinese, Spaanse, Duitse en Indiase studenten. Er zijn geen Nederlandse chemieleerboeken of puur wetenschappelijke chemietijdschriften. De helft van de wetenschappelijke staf binnen onze bètafaculteit komt niet uit Nederland. Engels is de dominante taal in de wetenschap. Bert Wagendorp merkte terecht op in de Volkskrant dat Engels het Latijn van onze tijd is.

Maar behalve de discussie op grond van een zekere taaltrots, waarbij iets te zeggen valt voor elk voor- en nadeel, is er ook een helder praktisch perspectief. Er zijn eenvoudigweg niet genoeg Nederlandse scholieren die op hogescholen en universiteiten voor een zogenaamde STEM-opleiding (Science, Technology, Engineering, Mathematics) kiezen. Een OECD rapportage uit 2017 laat zien dat Nederland onderaan de lijst van een kleine dertig Europese landen bungelt wat STEM instroom betreft, met nog eens een relatief klein aandeel daarin voor de natuurwetenschappen. We kunnen geen innovatieve kenniseconomie op hoog niveau draaiende houden, als we de werknemers daarvoor niet opleiden. Om kwalitatief goed onderwijs te kunnen waarborgen, zullen we genoeg goede studenten moeten aantrekken. Een manier om dat te doen is om naast Engelstalige masteropleidingen ook Engelstalige bachelors aan te bieden.

Onlangs werd bekend dat er dit jaar maar liefst zes ERC grants van € 2,5 miljoen naar de Radboud Universiteit gaan waarbij er weer geld is voor enkele jaren toponderzoek, ook in de bètavakken. Daarnaast wordt er door de overheid middels een nieuw Sectorplan verder geïnvesteerd in de disciplines Schei­kunde, Natuurkunde, Wiskunde en Informatica aan de Nederlandse universiteiten. Alles bij elkaar maakt dit dat we als bètafaculteiten onderwijs en onderzoek op hoog niveau kunnen blijven bedrijven.

Voor mij is dus niet het probleem de verengelsing van de Nederlandse universiteiten, maar veel meer de zorg om Nederland. En om als land, met die buitenlandse studenten, in de competitieve internationale kenniseconomie de vruchten te plukken van ons uitstekende onderwijs op universiteiten en hogescholen.

Floris Rutjes, voorzitter KNCV