Verplaatsing van onderzoekswerk naar Oost-Europa is in opkomst. Waarom een Nederlandse chemicus inschakelen als het in Bulgarije of Roemenië voor de helft van de prijs kan?

In een kamer van het Polymeer­instituut in de Bulgaarse hoofdstad Sofia draait een massaspectrometer warm voor de volgende klus: vaststellen welke moleculen ontsnappen bij ionisatie van een kunststofmonster. Onder het vergrootglas ligt een Neder­lands polymeer van een producent van een populair Hollands consumentenartikel. ‘We onderzoeken de thermostabiliteit’, vertelt directeur Neli Koseva. ‘Bij spuitgieten onder hoge temperatuur geeft het materiaal een walm af. Dat willen we verhelpen.’

Om de boosdoener te determineren, staat een kamer verder een zogenoemde gelpermeatiechromatograaf. Het vermoeden bestaat dat het probleem zit in het gebruik van gerecyclede kunststof, maar welke onzuiverheid de walm veroorzaakt is nog onduidelijk. Styreen misschien? Even verderop onderzoekt een static light scattering-machine (SLS) het molecuulgewicht en onderwerpt een atoomkrachtmicroscoop het oppervlak aan een nader onderzoek. Het zijn de paradepaardjes van het instituut, de SLS-machine is zelfs de enige in zijn soort in Zuidoost-Europa.

 

Europese hulp

Beide geavanceerde machines kon de onderzoeksinstelling aanschaffen dankzij hulp van de EU en door onderzoeksopdrachten voor buitenlandse bedrijven. Van de eigen regering hoefde de Bulgaarse wetenschap de afgelopen decennia weinig te verwachten. Onderzoek zat in het voormalige Oostblokland in het verdomhoekje. Gebouwen zien er vervallen uit, de salarissen zijn bijzonder laag. ‘70 % van alle wetenschappers is vrouw. Niet omdat het land zo geëmancipeerd is. Er wordt gezegd dat je een partner met een goede baan nodig hebt om het je financieel te kunnen veroorloven’, zegt Richard Smits, die het ‘Nederlandse’ polymeeronderzoek onderbracht bij de Academie van Wetenschap­pen in Sofia. Zijn bureau CSI Chemical R&D Outsourcing betaalt wetenschappers het drievoudige van wat gang­baar is in het land, maar dan nog betalen zijn klanten minder dan de helft van wat ze in Neder­land zouden betalen als ze hetzelfde onderzoek daar laten uitvoeren.

 

Een paar weken later valt een rapportje in de bus met de bevindingen.

Smits promoveerde als chemicus aan de Universiteit Twente, maar vestigde zich tien jaar geleden definitief in het thuisland van zijn vrouw. Daar fungeert hij, zoals hij zelf omschrijft, als uitzendbureau voor Bulgaarse wetenschappers en als verkoopbureau voor de Academie van Weten­schappen. Die rol vervult hij in alle mogelijke vormen. Vaak stuurt een bedrijf uit zijn netwerk (Neder­land, Duitsland, Denemarken, Verenigd Koninkrijk) een monster op, met het verzoek de materiaalsamenstelling door te meten. Een paar weken later valt een rapportje in de bus met de bevindingen.

 

Luiers controleren

De opdrachten van CSI variëren van onderzoek naar productaanpassingen wegens nieuwe milieuwetgeving, tot aan controleren of polymeren in een luier netjes op een rij liggen – omdat babybilletjes anders geïrriteerd raken. Voor een Nederlandse producent van varkensvoer bouwde CSI met de Bulgaarse Landbouwuniversiteit een pilotinstallatie.

Onder de werknaam ‘Mr. Pig’ lieten ze twintig biggen drie maanden standaardvoer eten, twintig andere varkensvoer verrijkt met kopersulfaat en nog eens twintig biggen een speciaal op maat gefabriceerd mengsel van het Neder­landse bedrijf. De uitslag? Daarover laat Smits zich niet uit. Veel onderzoek is met de nodige geheimhouding omgeven. Ook de bedrijven houden de kaarten tegen de borst. Het gaat tenslotte om onderzoeksresultaten die geld moeten opleveren.

Pikken de Bulgaren Nederlandse onderzoekers werk af? Absoluut niet, meent Smits. ‘TNO heeft in veel van die onderzoeken geen zin en vraagt er forse bedragen voor. Bulgarije heeft er wel mensen voor, maar ziet die naar het buitenland vertrekken door een tekort aan goedbetaald werk. Het is mijn stellige overtuiging dat je beter het werk kunt verplaatsen dan de personen. Dat zou de wereld gelukkiger maken.’

 

Outsourcing is voornamelijk iets voor hightechmidden- en kleinbedrijven

Outsourcing van hooggeschoold werk is niet nieuw. Vooral de informaticasector maakt al op grote schaal gebruik van Oost-Europese ICT’ers. Outsourcing in de chemiesector is voornamelijk iets voor hightechmidden- en kleinbedrijven; grote bedrijven hebben meestal een eigen laboratorium voor R&D. De mkb’ers hebben gewoonlijk wel een labje, maar dat is voltijd bezig met kwaliteitscontrole. Voor een vraag van de klant ontbreekt de capaciteit voor diepgaand onderzoek. Extra personeel of labcapaciteit is vaak een brug te ver voor een bedrijfje dat zijn boterham verdient met hooguit enkele producten en uitbreiding naar een nieuw product overweegt. Uitbesteden ligt dan voor de hand, maar dat is in Nederland een kostbare aangelegenheid. Het kan dan een interessant alternatief zijn om dergelijke vraagstukken uit te besteden aan een Oost-Europees laboratorium.

 

Echt rapport

Het eindresultaat verschilt weinig. ‘In Nederland spuugt de computer simpelweg een gegevenslijst uit, uit Bulgarije krijg je nog een echt rapport’, schetst innovatieconsultant Niels Flach van het Innovatie­centrum Kunststoffen, dat geregeld klanten doorstuurt naar Sofia. ‘Ze gebruiken vaak klassieke, analoge techniek. Prima, je ziet dat je te maken hebt met mensen die het handwerk nog kennen.’

 

 

Kader: Innoveren

De Bulgaarse onderzoeksinstituten zijn mede zo blij met buitenlandse opdrachten, omdat geld van buitenlandse opdrachtgevers (en de EU) buiten bereik blijft van de politiek, aldus Richard Smits van CSI Chemical R&D Out­sour­cing. ‘Corruptie is hier een groot probleem. Buitenlandse inkomsten kun je in tegenstelling tot rijkssubsidies vrij besteden, bijvoorbeeld aan nieuwe apparatuur voor fundamenteel onderzoek.’

Bulgarije staat nu onder aan het Europese innovatieklassement. ‘Dat wil de huidige regering veranderen’, vertelt Zlatina Karova, topambtenaar op het ministerie van Onderwijs & Wetenschappen. De regering heeft in 2014 een Roadmap voor slimme groei vastgesteld. Die moet leiden tot veertien centers of excellence. Verder schrijft momenteel bijna elke Bulgaarse wetenschapper aan een onderzoeks­voorstel dat ‘baanbrekend onderzoek koppelt aan commercieel succes’. Wie daarin slaagt, maakt kans op een deel van de € 175 miljoen die de regering beschikbaar heeft gesteld.

Karova: ‘We mikken hierbij vooral op jonge mensen. De generatie die stamt uit de communistische tijd is er moeilijker van te doordringen dat er iemand op jouw onderzoek moet zitten wachten.’ De focus op jong talent heeft ook te maken met het grootste probleem van de Bulgaarse wetenschap: de braindrain. De stimulans voor innovatieve kracht moet jonge talenten binnenboord houden en wetenschappers die naar het buitenland zijn vertrokken teruglokken. Karova: ‘We hebben hier te weinig mensen die de ervaring hebben om leiding te geven.’

Daarom heeft het ministerie ook de ambassades geïnstrueerd beter in te spelen op samenwerkingsprojecten met buitenlandse contacten. En wil het de investeringen in wetenschap verder opschroeven. Dat mag ook wel, want het aandeel ligt nu op 0,27 % van het BNP. Karova: ‘Wij willen naar 0,67 %, al zitten we dan nog steeds onder de norm van de EU.’