Redactioneel in C2W8, 18 april 2009

Veel Nederlanders vinden dat ze heel behoorlijk Engels spreken. Het is een goedaardige vorm van grove zelfoverschatting. Want dat trotse Netherlish – Hollandse grammatica met een Engels woordenschatje – is eigenlijk een belediging voor deze wereldtaal. Maar gelukkig zijn we allemaal koning eenoog in het land der blinden. Bij gebrek aan referentiekader vinden we ons Netherlish ‘very good’, en nemen complimenten daarover gretig in ontvangst.

Vooral in de academische wereld is men erg reflexmatig in het omschakelen naar Engels. We beginnen vaak gewoon. Er is altijd wel een medewerker of gast van internationale komaf. En zoals we ons Engels overschatten, veronderstellen we een volstrekt zwakbegaafd leervermogen bij buitenlandse collega’s. Al zijn ze twee jaar in Nederland, we kunnen niet voorstellen dat er zoiets als passief taalbegrip tot ontwikkeling komt. luisteren en begrijpen lukt dan wel, spreken gaat nog moeizaam.

Die hoffelijke betutteling leidt tot vreemde situaties, bijvoorbeeld op de C2W Career Expo, eind maart in Utrecht. Voorgenomen was om vooraf de aanwezigen in de zaal te vragen of ze liever de lezing in het Engels wilden horen. Er gingen dan onder de zeventig aanwezigen twee, soms zelfs drie handen omhoog. Dus werd het Engels.

De lezingen waren prima te volgen, maar toch ontbrak er iets. Netherlish mist namelijk de mogelijkheden om humor, ironie of spontaniteit te verwoorden. Wie deze kunsttaal spreekt, reduceert de communicatie tot informatieoverdracht. De lezing van de energieke ondernemer Marnix ten Kortenaar werd zo bijkans gesmoord door een gebrek aan uitdrukkingsmogelijkheden. Het Netherlish fungeerde als spanlaken voor een gepassioneerde geest. Terwijl onduidelijk bleef of de twee handopstekers werkelijk de lezing niet zouden hebben kunnen volgen in het Nederlands.

Er zit nog een cynischer kantje aan het enthousiasme voor het Netherlish. We ergeren ons in het dagelijks leven kapot aan allochtonen die zich nauwelijks kunnen uitdrukken in het Nederlands, zeker als ze lang hier wonen. De campagne ‘Het begint met taal’ wijst iedereen erop dat Nederlands gewoon moet. inburgeringsplicht heet dat, met taalcursus. ‘Begrijpen en begrepen worden begint met het spreken van de Nederlandse taal. De taal van de zorg, van ons onderwijs, de taal van de toekomst van onze kinderen. Daarom willen we dat iedereen die in Nederland woont Nederlands leert.’

De vraag is waarom wat bij de slager, op de ouderavond of bij de huisarts de maatschappelijke norm is, niet ook in de academische wereld zou gelden. Het is een onderscheid dat zweemt naar discriminatie. Want wat maakt de Roemeense promovendus anders dan de Roemeense conciërge bij de ingang van het lab? Natuurlijk is Engels het wetenschappelijke Esperanto op congressen en colleges. Maar het is niet meer dan een synthetisch hulpmiddel, een noodzakelijk kwaad.

Veel vakgroepen begrijpen al dat als je wetenschappelijk talent aan je wilt binden en ook wilt laten wortelen in hun privéleven, je de Nederlandse taal stevig moet stimuleren. Overal. Ook in het lab.

Bron: C2W8, 18 april 2009

Onderwerpen