Kruipend watergedierte gaf evolutie al kwispelend een zetje

De sterke stijging van het sulfaatgehalte van de oceanen tijdens het Cambrium, zo’n 500 miljoen jaar geleden, is mogelijk veroorzaakt door toenemend dierlijk gewroet in de zeebodem. Dat stellen onderzoekers Don Canfield en James Farquhar deze week op de website van PNAS.

Bekend was al dat tijdens het Cambrium de Aardse biodiversiteit enorm toenam. Bijna alle meercellige dieren hebben hun roots in deze ‘Cambrische explosie’. Vermoed wordt dat het iets met een stijgend zuurstofgehalte in de atmosfeer temaken had. Maar het verband met de sulfaatconcentratie is een raadsel.

Canfield en Farquhar schrijven het nu toe aan verbeterde menging bij de bodem. In stilstaand water wordt sulfaat voornamelijk door anaerobe bacteriën omgezet in sulfide. Dat sulfide kristalliseert uit in de vorm van pyriet (FeS2) dat als sediment op de bodem blijft liggen.

Wordt dat sediment echter doorwoeld door een groot aantal dieren (‘bioturbatie’) dan komt het intensief in contact met de zuurstof in het water. Dat geeft aerobe bacteriën de kans om van het pyriet weer sulfaat te maken. Het gevolg kan zijn dat het water oververzadigd raakt, waarbij sulfaat neerslaat in de vorm van gips.

Inderdaad bevatten rotsformaties uit het Cambrium redelijk veel gips. Via isotopenanalyse hebben de onderzoekers nu proberen vast te stellen wat de verhouding pyriet/gips in die rotsen is. Het resultaat blijkt aardig overeen te komen met een model dat de effecten van bioturbatie voorspelt.

Meer dan een heel aardige hypothese is het overigens (nog) niet.

bron: naturenews

Onderwerpen