Stop een vast monomeer in een kogelmolen, zonder oplosmiddel, en er komt een polymeer uit. In elk geval soms, meldt MIT-chemicus Tim Swager in ACS Macro Letters.

Het is hem alvast gelukt met poly(2-methoxy-5-2’-ethylhexyloxyfenyleenvinyleen), afgekort PPV, een geleidend polymeer dat in organische led’s wordt toegepast. PPV is rood, maar het monomeer is een wit poeder. Stop dit in een kogelmolen met een beetje tert-butoxidebase als initiator voor de polymerisatiereactie, en na een paar minuten zie je het poeder rood worden.

Volgens Chemical and Engineering News ‘klinkt het meer als een wanhoopsdaad dan als effectieve organische chemie’. Maar na slechts 10 minuten malen mat Swager een opbrengst van bijna 70 procent.

Het is niet de eerste toepassing van kogelmolens als synthesegereedschap. Met sommige ‘metal organic frameworks’ lukt het zo ook. Maar dat het met polymeren werkt gaat tegen de intuïtie in: je zou verwachten dat de kogels de polymeerketens net zo hard weer opbreken. In de praktijk blijkt dat echter mee te vallen. Gemiddeld worden de ketens alleen wat korter dan anders (35 kDa in plaats van de 100-1.000 kDa die je verwacht bij polymerisatie in oplossing) maar het gevormde PPV is alleszins bruikbaar.

Het voordeel van de kogelmolen is dan weer dat je dat oplosmiddel uitspaart, maar vooral dat het proces veel beter beheersbaar lijkt. De klassieke PPV-synthese maakt deel uit van het practicum voor MIT-studenten en volgens Swager is het typisch zo’n proefje waar bij elke student iets anders uit komt.

bron: C&EN

Onderwerpen