Christopher Nolan maakt een historisch drama, politieke thriller en treffend levensverhaal dat al zijn voorgaande werk overtreft.

Ik ben geen Nolan-fan. Dat is een controversiële opinie. Acht van zijn films, inclusief de net verschenen Oppenheimer, staan in de IMDB top 250 en dat is meer dan enig andere regisseur. Ze zijn ontegenzeggelijk populair en dat heeft er aan bijgedragen dat ik zijn volledige oeuvre sinds Memento heb gezien, grotendeels in de bioscoop. Maar het zijn nooit mijn persoonlijke favorieten geweest.

Begrijp me niet verkeerd, Nolans films zijn doorgaans prachtig, technisch vrijwel perfect en ze bieden altijd stof voor kroegtafeldiscussies. Maar ze namen me nooit echt mee in de emotionele reis van hun personages. Het zijn eerder uitleggerige nadenkfilms die aan de oppervlakte slim lijken, maar uiteindelijk eenvoudige verhalen vertellen die iedereen kan begrijpen. Massaentertainment met een intellectueel sausje.

En toen kwam Oppenheimer. De film schetst J. Roberts Oppenheimers vroege carrière als theoretisch natuurkundige tot en met het Manhattan-project en kijkt terug vanuit het naoorlogse perspectief, waarin zijn banden met het communisme zijn veiligheidsstatus in gevaar brengen. Het lijkt van een afstandje een klassieke Nolan: een achronologische vertelstructuur, beeldschone cinematografie en snelle dialogen in een scenario waar veel op het spel staat.

Misschien is het omdat hij eindelijk een realistisch verhaal vertelt, of omdat hij het scenario in de ik-persoon schreef, maar Oppenheimer wist me wél mee te nemen. De man die de mensheid de macht gaf om zichzelf te vernietigen. De chaos in zijn hoofd is voelbaar, de hoorzittingen zijn verstikkend en de implicaties van zijn werk resoneren nog na. De film bouwt gestaag op naar de Trinity-test en wisselt dit af met scènes in de toekomst. De film duurt drie uur, maar is geen moment langdradig of traag. Oppenheimer is een ideale hoofdpersoon, mede dankzij de fantastische vertolking door Cillian Murphy. Gevat en charmant, maar gekweld en imperfect.

Alle personages zijn overigens diep menselijk. Oppenheimer en zijn vrouw zijn competente wetenschappers en strategen, maar belabberde ouders. Lewis Strauss, hier de antagonist, is jaloers, kleingeestig en wraakzuchtig. Ik weet niet of ik hun historische tegenhangers beter heb leren kennen door deze film te kijken, maar dat maakt voor de beleving niet uit. Ze leven en ademen en reageren geloofwaardig op de extreme implicaties van hun daden.

De film kiest nadrukkelijk het Amerikaanse perspectief. De uiteindelijke aanslagen op Hiroshima en Nagasaki worden slechts genoemd, nooit in beeld gebracht, en dat is best logisch. Oppenheimer had er geen hand meer in. Zodra hij zijn creatie voltooide, was hij hem kwijt. We kunnen de dingen die we creëren niet controleren, nooit. We moeten erop vertrouwen dat zij die na ons komen de juiste keuzes maken. En als je echt niet wilt dat een uitvinding er komt, moet je hem niet bouwen. Dat besefte Oppenheimer uiteindelijk ook, al was het helaas te laat. Hij verzette zich hevig tegen de ontwikkeling van de waterstofbom. Misschien moeten wij hiervan leren om in een vergelijkbare situatie eerder op de rem te trappen.

Oppenheimer filmposter

Oppenheimer

Christopher Nolan

Met o.a. Cillian Murphy, Emily Blunt, Robert Downey, Jr., Matt Damon