Soms is het lastig om als student de connectie met praktisch bedrijfsonderzoek te maken. Meerdere initiatieven in Nederland proberen dit te stimuleren. Het verst gevorderd is CHILL op de Brightlands Chemelot Campus. ‘Het gaat echt om innovatieve vraagstukken waarvoor een bedrijf iets mist.’

Bij scienceparken gaat het al snel om een verzameling bedrijven die elkaar ondersteunen en samenwerken. Maar op veel plekken in Nederland zijn er ook onderwijsinstellingen betrokken bij de scienceparken. De instelling met de meeste ervaring in het combineren van onderwijs en onderzoek is CHILL, ofwel Chemelot Innovation and Learning Labs dat zich op de Brightlands Chemelot Campus in Geleen bevindt. Maar wie denkt dat CHILL is voortgekomen uit een uitgewerkte blauwdruk, heeft het mis. ‘Een blauwdruk zou al voor aanvang leiden tot verstarring terwijl je juist wendbaarheid en adaptief vermogen nodig hebt’, vertelt Gino van Strijdonck, een van de initiatiefnemers van CHILL en voorzitter van het lectoraat Material Sciences van Zuyd Hogeschool.

Gino van Strijdonck

Gino van Strijdonck

Beeld: CHILL

Toen Van Strijdonck na een ‘typisch academische carrière’ bij Zuyd Hogeschool begon, kreeg hij de opdracht om te kijken wat je zou kunnen doen met de infrastructuur en kennis van docenten en vragen vanuit het werkveld. ‘In alle eerlijkheid zat daar ook gewoon een financiële reden achter’, geeft Van Strijdonck toe. ‘In de chemie is het toch vaak jongleren met geld: je hebt je apparatuur, de laboratoriumruimte, het beheer daarvan, enzovoort. Je moet dus slim om gaan met je beperkte resources.’

Volwassen concept

Maar gaandeweg vormde zich een plan. ‘Kunnen we voor bedrijven onderzoek doen dat hen iets concreets oplevert, waar wij wat financiering voor krijgen, wat laagdrempelig is én zich leent voor het onderwijs?’, zegt Van Strijdonck. ‘Dat concept is nu volwassen geworden.’ Wanneer een subsidie of een bedrijfsvraag binnenkomt, maak je een goed omlijnd werkvoorstel met een werkgroep die bestaat uit maximaal drie studenten (veelal hbo, soms mbo of universiteit), een ervaren professional en een gepromoveerde docent-onderzoeker.

‘We laten zien dat wij als ervaren onderzoekers ook niet altijd meteen het antwoord weten’

‘Deze werkgroep gaat op zoek naar een antwoord op de concrete vraag’, vervolgt Van Strijdonck. ‘Daarin laten we zien dat wij als ervaren onderzoekers ook niet altijd meteen het antwoord weten. Wel weten we vaak welke richting we op moeten denken. We gaan gezamenlijk aan de slag.’ En dat werkt erg motiverend, voor de hele groep. Iedere partij leert er namelijk van, niet alleen de studenten, maar ook het bedrijf en de docent-onderzoekers. De studenten krijgen na het onderzoek van een onafhankelijke assessor een cijfer.

Tussenin

Het onderzoek doen ze niet op de onderwijslocatie, maar in de CHILL-laboratoria op het Chemelot terrein. Van Strijdonck: ‘Zo zit je dicht op het netwerk, je kunt makkelijk dingen vragen en regelen. Op die manier wordt eigenlijk het doel van CHILL zichtbaar: studenten zien hoe het eraan toegaat in het werkveld, tegelijkertijd maken bedrijven kennis met studenten.’

‘We moeten oppassen dat we dit concept niet teveel verstarren in een onderwijsstructuur’

Maar onderzoek kost geld, vooral als het lang-cyclisch en kapitaal-intensief chemisch onderzoek betreft. Hoe bekostig je dat? ‘Door het in het curriculum op te nemen, een bijdrage te vragen van de bedrijven en subsidieaanvragen te combineren’, legt Van Strijdonck uit. Dat onderzoek bevindt zich in de midden Technology Readiness Levels (TRL’s). ‘Daarmee brengen we onderzoek naar de praktijk, denk aan pilot plants. TRL één en twee is meer proof-of-principle, TRL negen is industriële schaal, en wij zitten er dus een beetje tussenin.’ Het onderzoek is toegepast, maar niet per se dicht bij de markt.

Flexibiliteit

CHILL is een publiek-private samenwerking van bedrijven en de gehele onderwijskolom van wo, hbo en mbo. ‘Bij het wo gaat samenwerken vaak wat makkelijker, omdat de projecten zowel heel fundamenteel zijn, als trial-en-errorelementen bevatten en er in de onderwijsprogramma’s wat makkelijker flexibiliteit is in te bouwen’, vertelt Van Strijdonck. ‘Het mbo ligt iets ingewikkelder, omdat dat net iets schoolser is dan het hbo. Het zit vol met ‘vinkjes’ die gezet moeten worden, en dat liefst zo efficiënt mogelijk. Dat vraagt aan onze kant wat flexibiliteit. Mbo’ers kunnen instromen via bijvoorbeeld een stage in onze onderzoeksminor, waarbij ze dus hun eigen organisatievorm kunnen behouden.’ Van Strijdonck merkt wel dat de mbo-opleidingen zich flexibeler opstellen de laatste tijd. ‘Ze zien dat het nodig is, en dat het ook wat oplevert. Langzaam maar zeker passen we ons aan elkaar aan.’

Wel schuilt er in het algemeen een gevaar bij initiatieven als CHILL, vindt Van Strijdonck. ‘We moeten oppassen dat we dit concept niet laten verstarren in een onderwijsstructuur, dat het vinkjes zetten wordt. Mijn angst is dat als organisaties als SIA zich er mee gaan bemoeien dat het een ‘trucje’ wordt.’ In plaats daarvan moet je ‘met flexibiliteit tot successen komen’ en ‘al doende programma’s ontwikkelen, en geen blauwdrukken opstellen’. Van Strijdonck besluit: ‘Wij hebben geen winnend concept bedacht; iedere instelling heeft de vrijheid het op een eigen, passende manier te doen.’

Applied Science-26

Beeld: CHILL

Andere initiatieven

Hanzehogeschool Groningen: deze hogeschool heeft meerdere innovatiewerkplaatsen en kenniscentra, waar leren en vraagstukgericht onderzoek doen centraal staan. Voorbeelden zijn Kenniscentrum Biobased Economy en expertisecentrum ALIFE. Bij dat laatste komen studenten, docent-onderzoekers en regionale ondernemers ook samen om aan vraagstukken te werken. De apparatuur en het netwerk is voor iedereen binnen ALIFE toegankelijk.

HAN/Pivot Park: eind 2020 meldde de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) de samenwerking aan te gaan met Pivot Park in Oss. De HAN kreeg een lectoraat op het Pivot Park, met een eigen lab en kantoor. Via het lectoraat Drug Discovery krijgen studenten en docenten actuele farmaceutische vraagstukken voor hun neus die ze samen met de aanwezige bedrijven aanpakken. Ook studenten van Avans Hogeschool kunnen deelnemen.

NHL Stenden: deze hogeschool werkt met het concept Design Based Education. Vanaf het begin van de opleiding werken studenten aan praktijkvraagstukken. Uniek zijn de zogenoemde Ateliers, een leergemeenschap waar studenten, docenten en professionals uit het werkveld met die vraagstukken aan de gang gaan, experimenteren, ontwerpen en produceren.

Avans Hogeschool/HZ University of Applied Sciences: binnen het Centre of Expertise Biobased Economy en de biobased minoren van deze hogescholen werken studenten samen met docenten, ondernemers en wetenschappers. Er zijn veel stages mogelijk, en studenten worden gestimuleerd om mee te denken met regionale uitdagingen van bedrijven of overheden.