Risicokapitaalverschaffer Wil Hazenberg wil actief meewerken aan het succes van start-ups in de life sciences.

Het is wel even wennen: van een chateau tussen de wijngaarden aan het meer van Genève naar een rijtjeshuis in Diemen-Noord. “Het scheelt dat mijn oudste pas twee is, dan ben je nog een beetje flexibel.” Wil Hazenberg (39) heeft in zijn grillige carrière al op veel plaatsen rondgekeken en is daardoor van veel markten thuis.

Sinds kort vormt hij samen met managing partner Edward van Wezel de investeringsmaatschappij BioGeneration Ventures, dat een risicokapitaal van 13 miljoen euro beheert. Dat fonds is ­bedoeld om in Nederland startende life sciences-bedrijfjes te ondersteunen. Het is een initiatief van het Netherlands Genomics Initiative, NWO, de houdstermaatschappij van de Universiteit Leiden en het team van Forbion Capital Partners (voorheen ABN-AMRO Capital Life Sciences) “We werken nauw samen met het team van Forbion en hebben onze werkplek zelfs in hun kantoor in Naarden om de overheadkosten laag te houden”, vertelt Hazenberg. “Maar waar Forbion bezig is met internationale investeringen boven 3 miljoen euro is onze bovengrens ruim 2 miljoen euro.”

“Het is een kwestie van uit honderden voorstellen enkele kanshebbers selecteren, ze helpen tot een goeddoortimmerd businessplan te komen en uit te voeren of volgende financieringsrondes op de rails te krijgen”, legt Hazenberg zijn strategie uit. “Geen zak geld geven en na een jaartje kijken wat het geworden is, maar voortdurend de vinger aan de pols houden en actief meewerken aan het succes van die bedrijven.”

Plastic bolletjes

In de loop der tijd heeft Hazenberg voor dit soort zaken een fingerspitzengefühl ontwikkeld. Hij ging in Groningen biochemie studeren en direct daarna een jaartje chemical engineering aan de University of California in Berkeley. “Het is zó leerzaam over de grens te kijken, in een andere ­omgeving te zijn. Ook is het beter aan een andere universiteit te promoveren dan je gestudeerd hebt.”

Hazenberg volgde zijn promotor Bernard Withold, die aan de Eidgenössische Technische Hochschule in Zürich een biotechnologie-instituut ging opzetten. “Ik hield me bezig met bioplastics. Sommige Pseudomonasbacteriën maken van octaan plastic bolletjes als reservevoedsel. Rubberachtig, biologisch afbreekbaar spul, waarvan je de eigenschappen kunt veranderen door het bacteriële dieet te wijzigen. Maar de fermentatieprocessen zijn duur en de vraag was: hoe maak je dit winstgevend? Hoe maak je iets dat verwerkbaar is, dat je kunt spuitgieten?”

Withold stimuleerde dat zijn werknemers naast hun universitaire baan ook een eigen bedrijfje begonnen en nog vóór zijn promotie ging Hazenberg werken bij een start-up onder andere actief op het gebied van generieke biotechnologische geneesmiddelen. “Op deze geneesmiddelen zitten vaak vele patenten, die op een gegeven moment aflopen. Het is slalommen op de patentenpiste. Eigenlijk zouden universiteiten cursussen moeten geven in patenteren en financiering.”

Het bedrijf werd groot en voor een pionier als Hazenberg minder boeiend. “In Genève zochten een octrooienadvocaat en een farmaceut een derde partner, een schaap met vijf poten voor een adviesbureau voor farmaceutische ondernemingen en een venture capital fonds. Zo maakte ik de overstap naar Medabiotech.”

Daar licht hij businessplannen door en zoekt naar starters met potentie. “Ik wilde ze in de markt zetten, interessant maken voor overname. Maar toen het vinden van nieuwe investeerders stagneerde ben ik verder gegaan als onafhankelijk adviseur.”

Nu is Hazenberg weer verantwoordelijk voor de besteding van een flinke pot met (deels publiek) geld. “En ik blijf azen op nieuwe investeerders voor mijn investeringsfonds.”

Bron: C2W life sciences2

Onderwerpen