ECGC

Ons speeksel voorkomt mogelijk dat de polyfenolen in een kopje thee ernstige schade aanrichten aan ons DNA. Maar waarschijnlijk heeft het lichaam daar nog meer beschermingsmechanismes tegen, schrijft Johns Hopkins-onderzoeker Scott Kern in Food and Chemical Toxicology.

Aan die polyfenolen, en met name de deelverzameling der flavonoïden, wordt vaak een heilzame werking toegeschreven. Ze zouden onder meer werkzaam zijn tegen kanker. Maar vorig jaar ontdekten Kern en collega’s al dat er ook varianten zijn, de zogeheten pyrogallol-achtige polyfenolen (PLP’s), die in vitro dubbele breuken in DNA-helices veroorzaken. Dat kun je aflezen aan de activiteit van p53, een eiwit dat het reparatiemechanisme voor zulke breuken aanstuurt.

Deze PLP’s, waaronder galluszuur en epigallocatechinegallaat (EGCG), komen onder meer voor in thee, koffie en rook-aroma. Hun toxiciteit bleek een factor 20 hoger dan die van sommige vormen van chemotherapie die eveneens DNA beschadigen. Van koffie- en theedrinken zou je dus eigenlijk zwaar ziek zou moeten worden.

Dat dat in de praktijk niet gebeurt, komt volgens Kern doordat meerdere lichaamseiwitten aan de PLP’s binden en ze zo onschadelijk maken. Bijvoorbeeld alfa-amylase uit speeksel, maar ook myoglobine in de spieren en serumalbumine in het bloed. Die chemotherapie binden ze niet, vandaar dat die wél werkt.

(Onduidelijk is wat dit zegt over de eerdere waarneming dat die PLP’s zelf wél chemokuren neutraliseren, maar dit terzijde)

Vreemd genoeg lijken cellen in vitro ook zelfstandig een soort immuniteit tegen PLP’s op te bouwen. Na een paar weken blootstelling heeft hun DNA er nauwelijks last meer van, ook niet als er geen beschermende eiwitten in de buurt zijn. Hoe dát precies kan is nog een raadsel, al is het evolutionair gezien misschien wel logisch.

Dat koffie bij het ontbijt minder schadelijk is in combinatie met een paar myoglobine-rijke reepjes bacon, en dat vlees met een rooksmaak minder kwaad kan wanneer je er van gaat kwijlen, is volgens Kern dan weer pure speculatie.

bron: Johns Hopkins Medical

Onderwerpen