DEHP.

Tussen de inname van minstens één ftalaat en de werking van de schildklier bestaat een statistisch significant verband. Het effect van bisfenol A is minder goed hard te maken maar de cijfers suggereren dat het er wel is, melden onderzoekers van de University of Michigan in het tijdschrift Environmental Health Perspectives.

Het is bepaald niet de eerste keer dat zoiets wordt geschreven, maar het is wel het grootste onderzoek tot nu toe. De auteurs baseren zich op analysedata van bloed- en urinemonsters van 1.346 volwassenen en 329 tieners, afgenomen in het kader van de US National Health and Nutrition Examination Survey uit 2007-2008.

Gekeken is naar metabolieten van bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP), dibutylftalaat (DBP) en bisfenol A in de urine, en naar de hoeveelheid schildklierhormonen (T4, T3, thyroglobuline en TSH) in het bloedserum.

Er kwam uit dat het effect van DEHP statistisch significant is. Volwassenen met meer DEHP-metabolieten in de urine hebben minder T3, T4 en thyroglobuline in hun bloed, en meer TSH. Gek genoeg jagen die metabolieten bij adolescenten de T3-spiegel juist significant omhóóg.

Bisfenol A in de urine lijkt de hoeveelheid T3 en TSH in het bloed te drukken, maar dat verband is net te gering om significant te worden genoemd. In Jip-en-Janneketaal: het kan altijd nog toeval zijn, maar verdacht is het wel. DBP doet te weinig om er iets over te zeggen.

De onderzoekers benadrukken dat er nog veel meer onderzoek nodig is naar de exacte aard vande effecten van DEHP en bisfenol A op de schildklier, met name bij zwangere vrouwen en kinderen die extra gevoelig zijn voor een verstoorde hormoonhuishouding. Deze publicatie suggereert in elk geval dat het zin heeft om geld in dat vervolgonderzoek te steken.

bron: University of Michigan

Onderwerpen