Om na te gaan waar uraniumerts vandaan komt moet je er de zwavelresten uithalen en de isotopenverhouding daarvan meten. Een prima werktuig bij het tegengaan van illegale handel, melden Duitse en Koreaanse onderzoekers in het Journal of Analytical Atomic Spectrometry.

Zwavel heeft daarbij volgens hen het voordeel dat de isotopenverhouding relatief sterk verschilt per uraniummijn. Zelfs zo sterk dat het zwavelzuur, dat bij de opwerking wordt gebruikt, de verschillen bij lange na niet wegpoetst. Bij andere elementen met een duidelijke isotopenverhouding, zoals lood, strontium , zuurstof en uiteraard uranium zelf, schijn je dat laatste niet te kunnen garanderen.

In het concentraat (‘yellowcake’ in vakjargon) zit het zwavel vooral in de vorm van sulfaat. Op zich lost dat goed genoeg op in water om het er uit te kunnen logen, maar het is netter om er een anionenwisselaar voor te gebruiken. Met multi-collector inductively coupled plasma mass spectrometry (MC-ICP-MS) bepaal je vervolgens de verhouding tussen de isotopen zwavel-34 en zwavel-32.

Darnaast kun je met ionchromatografie de totale sulfaatconcentratie bepalen, wat óók een aanwijzing voor de herkomst van het erts is.

De onderzoekers hebben het geprobeerd met yellowcake uit een stuk of 20 verschillende mijnen. De metingen lieten een behoorlijke spreiding in isotopenverhoudingen zien.. Onderling is er nog wel wat overlap zodat je nog steeds niet met zekerheid kunt zeggen waar een ertsmonster vandaan komt. Maar in een groot aantal gevallen zul je wél kunnen zeggen dat de door de eigenaar opgegeven herkomst hoogst onwaarschijnlijk is.

bron: ChemistryWorld

Onderwerpen