Dat flessenwater hormoonverstorend werkt ligt niet aan bisfenol A maar aan di(2-ethylhexyl)fumaraat. Of aan iets dat daar chemisch gezien sprekend op lijkt, stellen Duitse onderzoekers in PLoS ONE.

Het bevestigt een reeks eerdere onderzoeken waarin ook al werd geconstateerd dat flessenwater behoorlijk hormoonverstorend kan zijn. Het is echter voor het eerst dat fumaraten worden aangewezen als potentiële boosdoeners.

De Duitsers kochten 18 soorten flessenwater van 13 verschillende fabrikanten. Ze extraheerden er zo veel mogelijk organische stoffen uit, en checkten toen met bioassays of daar antagonisten voor menselijke oestrogeen- en/of androgeenreceptoren tussen zaten. In de meeste gevallen bleek dat inderdaad zo te zijn.

Vervolgens brachten ze met een geavanceerde Orbitrap-massaspectrometer in kaart welke chemicaliën er tussen zaten. Dat bleken er zo’n 24.520 te zijn waarvan er in eerste instantie ongeveer 1.000 in aanmerking kwamen om de boosdoener te zijn.

De ware schuldige viel uiteindelijk op een originele manier door de mand. De onderzoekers vergeleken de heftigheid waaarmee de bioassays op een monster hadden gereageerd, met de relatieve oppervlaktes van de pieken in het bijbehorende MS-spectrogram. Alleen voor di(2-ethylhexyl)fumaraat (DEHF) bleek de verhouding tussen concentratie en hormoonverstoring telkens hetzelfde.

Vervolgproefjes met DEHF uit een flesje bevestigden de vermoedelijke juistheid van deze conclusie. Het plaatje kan echter nooit compleet zijn omdat DEHF zich voor zover bekend alleen aan oestrogeenreceptoren hecht. Er moet dus nog minstens één andere verbinding in het water zitten die de androgeenreceptoren ‘pakt’.

De Duitsers gaan er van uit dat dat wel een isomeer van DEHF zal zijn, dus een molecuul dat eveneens luistert naar de formule C20H36O4 en bovendien qua structuur dusdanig op DEHF lijkt dat je met een massaspectrometer het verschil niet ziet. Voorbeelden zijn dioctylfumaraat en dioctylmaleaat: de gebruikte bioassays reageerden er nauwelijks op maar die stoffen lijken sprekend op sommige ftalaten waarvan vaststaat dat het hormoonverstoorders zijn. Gesuggereerd wordt om deze hele groep voorlopig als verdacht te beschouwen, in afwachting van nader onderzoek.

Hoe zulke stoffen in het water terecht komen, durven de Duitsers overigens niet te zeggen. Ze zijn wel eens aangeprezen als weekmaker, ter vervanging van ftalaten, maar of ze in de praktijk echt voor dat doel worden ingezet weten alleen de kunststoffabrikanten zelf. Het zouden volgens de auteurs ook afbraakproducten kunnen zijn van di(2-ethylhexyl) sulfosuccinaat (DEHSS), een vrij veel gebruikte oppervlakte-actieve stof.

bron: ChemistryWorld, PLoS ONE

Onderwerpen