Dankzij de kernproeven uit de jaren 50 weten we nu zeker dat een gescheurde achillespees zichzelf echt nooit herstelt. Dus toch maar uitkijken met sporten, stelt de redactie van het FASEB Journal.

Die bovengrondse kernproeven zorgden vooral tussen 1955 en 1963 voor een wereldwijd verhoogde concentratie van radio-actieve isotopen in de atmosfeer. In 1963 was de concentratie koolstof-14 ongeveer tweemaal zo hoog als vóór de uitvinding van de atoombom. Daarna besloten de toenmalige atoommachten alleen nog ondergrondse proeven te doen, en ging het niveau langzaam weer omlaag. In de tussentijd werd die koolstof in alle levende organismen ingebouwd, met als gevolg dat je weefsel van na 1955 heel goed kunt dateren met de koolstof 14-methode.

Katja Heinemeier en collega’s van de universiteit van Kopenhagen hebben dat nu gedaan met 28 achillespezen, die door een forensisch lab werden verwijderd uit overledenen die tussen 1945 en 1983 waren geboren. Massaspectrometrie met behulp van een deeltjesversneller wees in alle gevallen uit dat het koolstof 14-gehalte in die pezen ruwweg overeenkwam met het gehalte in de atmosfeer gedurende de eerste 17 levensjaren.

Met andere woorden: zodra een achillespees volgroeid is, vernieuwt het celmateriaal zich niet of nauwelijks meer. De kans lijkt klein dat het daar ineens wel toe in staat is wanneer de pees scheurt, dus hou hem liever heel.

Voor de zekerheid hebben de onderzoekers ook wat spierweefsel op dezelfde manier geanalyseerd. Dat vernieuwt zich dus wèl: de concentratie koolstof-14 komt gewoon overeen met die in de atmosfeer anno nu.

bron: FASEB

De redactie benadrukt dat dit beslist niet moet worden gelezen als een verzoek aan de heer Kim Jong-un om ten behoeve van de wetenschap nog wat extra kernproeven uit te voeren.

Onderwerpen