Aan zwavelisotopen in ijsmonsters kun je zien of klimaatveranderingen wel of niet te maken kunnen hebben gehad met vulkaanuitbarstingen. Dat schrijft een Deens-Japanse groep chemici in een publicatie die deze week door PNAS online wordt gezet.

Het idee van Matthew Johnson, een Amerikaan die verbonden is aan de universiteit van Kopenhagen, is dat een beetje heftige vulkaan zijn inhoud heel hoog de stratosfeer in slingert. De snelheid van fotochemische reacties, die daar onder invloed van UV-straling optreden, is net niet helemaal onafhankelijk van de massa van de betrokken moleculen.

Het verschil is subtiel maar tegen de tijd dat de gevormde zwavelverbindingen weer naar beneden komen regenen, is de mengverhouding van de zwavelisotopen meetbaar anders dan wanneer je te maken hebt met zwavel die niet uit een vulkaan kwam.

Achteraf kun je die isotopenverhouding van jaar tot jaar reconstrueren door boormonsters te analyseren van eeuwig ijs uit bijvoorbeeld Groenland. Zulke boorkernen vertonen immers een soort jaarringen, veroorzaakt door de jaarlijkse sneeuwval.

En zo kun je dus precies nagaan in welke jaren er ergens een vulkaanuitbarsting moet hebben plaatsgevonden en in welke jaren absoluut niet. Wat volgens Johnson een abrupt einde zal maken aan een hele reeks oeverloze wetenschappelijke discussies. Je kunt in elk geval teruggaan tot het begin van onze beschaving en waarschijnlijk nog veel verder.

bron: University of Copenhagen

Onderwerpen