Sommige tumoren maken het enzym arginase aan om immuuncellen te demotiveren. Om immunotherapie tegen kanker beter te laten werken moet je allereerst dáár iets tegen doen, suggereert een Britse publicatie in Cancer Research.

De publicatie gaat specifiek over neuroblastoom, een zeldzame vorm van jeugdkanker. Maar het verband met arginase is al vaker gelegd, onder meer bij glioblastomen, en het lijkt er dus steeds meer op dat je bij élke poging tot immunotherapie eerst naar dit effect zou moeten kijken.

Dat arginase breekt het aminozuur L-arginine af, als onderdeel van een natuurlijk mechanisme om de activiteit van het immuunsysteem te regelen. Bij gebrek aan arginine worden T-cellen ‘lethargisch en ineffectief’, als we het persbericht van Cancer Research UK mogen geloven.

Wat daarvan precies de reden is, blijft een beetje vaag. Volgens dat persbericht is het een ‘essentiële energiebron’. Maar arginine dient tevens als substraat voor een ander enzym dat het signaalmolecuul NO aanmaakt, en als bouwsteen voor antilichamen. Wat nu precies de limiterende factor is, blijft open.

Kennelijk maken neuroblastoomcellen hier dus misbruik van teneinde zichzelf de T-cellen van het lijf te houden. Hetgeen extra jammer is omdat het oppervlak van deze cellen gemakkelijk herkenbaar is aan een complexe siaalzuurverbinding genaamd GD2, zodat immunotherapie zeer voor de hand ligt.

Om die pogingen tot immunotherapie, die tot nu toe goeddeels zijn mislukt, alsnog te laten slagen zou je dus iets moeten toevoegen dat de arginaseproductie remt. Extra arginine toedienen is ook een optie; als voedingssupplement is dat aminozuur dubieus maar bij die glioblastomen leek het wel degelijk effect te hebben.

bron: Cancer Research UK