Goedkope mondmaskertjes helpen bitter weinig tegen fijnstof. Alleen aan chirurgische wegwerpmaskers heb je echt iets, schrijven Richard Peltier en collega’s in het Journal of Exposure Science and Environmental Epidemiology.

Naar eigen zeggen zijn ze waarschijnlijk de eersten die zulke uitwasbare mondmaskertjes van textiel, die in sommige ontwikkelingslanden massaal worden gedragen, ooit in het lab hebben uitgeprobeerd.

Ze kochten drie goedkope stofmaskers en één chirurgisch masker op de markt in de Nepalese hoofdstad Kathmandu. Ter vergelijking gebruikten ze twee maskers die voldeden aan de N95-norm, wat inhoudt dat ze 95 % van de deeltjes van 300 nm tegenhouden.

Als testmateriaal gebruikten ze een polystyreenlatex waarvan ze de deeltjesgrootte exact konden instellen op 30, 100 of 500 nm, of 1 of 2,5 µm, en de uitlaatgassen van een dieselgeneratortje.

Conclusie: het chirurgische masker haalde de N95 norm niet maar zat er wel dichtbij: het hield 78 tot 94 % van de latexdeeltjes en 79 % van het dieselroet tegen. De officiële N95-maskers haalden de norm trouwens ook niet, wellicht omdat de pasvorm wat minder ideaal was dan in het ideale geval.

De stoffen maskers presteerden stukken slechter. De meest geavanceerde, met klepjes om het uitademen te vergemakkelijken, hield nog ongeveer 90 % van de latexdeeltjes tegen, de andere twee kwamen niet veel verder dan de helft. Het percentage dieselroet dat ze tegenhielden varieerde nogal, maar gemiddeld was het duidelijk minder dan de helft.

Eigenlijk bieden zulke maskers dus een soort schijnveiligheid: ze helpen wel wat maar vooral in sterk vervuilde steden krijg je waarschijnlijk nog steeds veel meer binnen dan goed voor je is.

Probleem is uiteraard wel dat chirurgische maskers een paar dollar kosten en wegwerpartikelen zijn, terwijl stoffen maskertjes hooguit 15 cent kosten en maandenlang zijn te gebruiken als je ze regelmatig wast.

bron: University of Massachusetts Amherst