Bisfenol A moet je niet aan proefdieren toedienen via een sonde. Die vorm van blootstelling is namelijk totaal niet representatief, stelt een internationaal gezelschap in het tijdschrift Environmental Health.

Hetgeen pijnlijk is (en niet alleen voor die proefdieren) omdat sondevoeding (‘gavage’, in het Engels) al tientallen jaren de gouden standaard is bij toxicologisch onderzoek. Je weet dan immers zeker dat de complete dosis op het tijdstip van toediening in de maag belandt en niet in de mond of zo blijft hangen.

En dat laatste is nu net het probleem, stellen Laura Vandenberg (University of Massachusetts Amherst) en collega’s. Als mensen bisfenol A of een andere hormoonverstorende stof binnen krijgen gaat dat meestal wél via de mond. Een deel wordt dáár al opgenomen en gaat niet via de maag en de lever. Zo wordt er veel minder van afgebroken.

In de wetenschappelijke literatuur hebben de onderzoekers een aantal voorbeelden aangetroffen van wat er dan gebeurt. Die je bijvoorbeeld bisfenol A via een sonde toe aan apen, danvind je minder dan 1 procent in werkzame vorm terug in hun bloed. Doe je het in een vrucht die je de apen laat opeten, dan vind je 7 procent terug. Ook bij honden is geconstateerd dat je veel meer bisfenol A in ongemetaboliseerde vorm in het bloed terugvindt als je het onder de tong druppelt.

Er komt nog bij dat sondevoeding de dieren in de stress jaagt, zodat de hormoonverstoorders terechtkomen in een hormooncocktail die toch al verstoord is. En er is het punt dat de sonde gewoonlijk maar eens per dag wordt gebruikt, terwijl de blootstelling bij mensen veel gelijkmatiger over de dag is verspreid.

De onderzoekers gaan niet zo ver om te zeggen dat dit de reden is dat er zoveel twijfels blijven over het risico van bisfenol A, maar ze stellen wel voor om de voorgeschreven dierproef-protocollen nog eens goed tegen het licht te houden.

bron: University of Massachusetts Amherst

Onderwerpen