IJzerbemesting van de Zuidelijke IJszee door potvissen leidt via-via tot onttrekking van 400.000 ton koolstof per jaar uit de atmosfeer. Dat is tweemaal zo veel als de hoeveelheid die de dieren zelf uitademen, zo rekenen Australische onderzoekers voor in Proceedings of the Royal Society B.

Wereldwijd is het effect mogelijk nog groter. Het totale aantal potvissen wordt geschat op enkele honderdduizenden, en daarvan zwemmen er maar 12.000 in de Zuidelijke IJszee.

 

Het woord ‘ijzerbemesting’ moet je in dit geval heel letterlijk nemen. Potvissen (Physeter macrocephalus) jagen op grote diepte maar poepen aan de oppervlakte. Hun belangrijkste prooi is inktvis, waar van nature vrij veel ijzer in zit. Geschat wordt dat de potvissen in de IJszee op deze manier 50 ton ijzer per jaar naar boven brengen. Dat ijzer is weer een essentiële voedingsstof voor algen (fytoplankton) die via fotosynthese CO2 uit de atmosfeer vastleggen.

 

Na hun dood zakken de algen weer naar de bodem, waarmee de koolstof voor langere tijd uit de circulatie is.

 

Of dit in een gegeven oceaan zo werkt, hangt sterk af van de vraag of ijzer de limiterende factor is voor algenbloei. In de Zuidelijke IJszee schijnt dit in elk geval wél zo te zijn.

 

Het is echter nog de vraag of de Australische berekeningen helemaal kloppen. Er is al eens geprobeerd om het broeikaseffect kunstmatig te bestrijden door ijzerzouten over de reling van een onderzoeksschip te kieperen. Dat bleek weinig op te leveren: de algen bloeiden inderdaad, maar ze werden meteen opgevreten door kleine zeediertjes. Dat doet vermoeden dat de potvissen met hun ijzerbemesting voornamelijk hun eigen voedselketen versterken, terwijl het voor het broeikaseffect weinig uitmaakt.

 

Tenzij je dan weer de hoeveelheid CO2 meetelt die in de potvissen zelf wordt vastgelegd.

 

bron: BBC News

Onderwerpen