Gevoeligheid voor placebo-effecten blijkt óók al genetisch bepaald. Om precies te zijn door een polymorfisme van het catechol-O-methyltransferasegen, suggereert een recente publicatie in PLoS ONE.

Dat COMT-gen heeft te maken met de dopamineproductie in de hersenen, en er zijn inderdaad aanwijzingen dat dopamine betrokken is bij de psychische ervaring van een medische behandeling. Of die nu echt is of niet.

Onderzoekers van het Beth Israel Deaconess Medical Center hebben het uitgeprobeerd bij 104 lijders aan ‘irritable bowel syndrome’, een onduidelijke vorm van chronische buikpijn waar met medicatie vaak weinig tegen te doen valt. De patiënten kregen te horen dat men het met acupunctuur ging proberen. Daarbij werd de groep in drieën verdeeld: een groep kreeg de behandeling in een kille klinische setting, de tweede kreeg hem van een warme, meevoelende arts, en de derde kreeg alleen een smoes over een wachtlijst te horen.

Wat niemand wist was dat de naalden geprepareerd waren zodat ze niet in de huid drongen.

Na 3 weken werd geïnformeerd naar de gezondheid, en werden de antwoorden gerelateerd aan de aanwezige versie van het COMT-gen. Er bestaat minstens één licht afwijkende genvariant (om precies te zijn COMT val158met) die zorgt voor 3 maal zo veel dopamine in het voorste deel van de hersenen. En jawel: mensen met die afwijking dachten steevast het meeste profijt te hebben van de nepnaalden - en trouwens ook van die aardige dokter.

De onderzoekers zijn de eersten om toe te geven dat het experiment te bescheiden was om definitieve conclusies te trekken. Maar het is zeker de moeite waard om na te gaan of dit echt het geheim van placebo’s is, en of je de werking dan ook kunstmatig kunt versterken.

bron: BBC News

Onderwerpen