Met de nieuwste nabij-infraroodspectrometers kun je zien wanneer moderne kunst chemisch begint te degraderen. Conservatoren kunnen dan wellicht ingrijpen voordat de schade onherstelbaar is, zo schrijft een internationaal gezelschap in het tijdschrift Analytical Chemistry.

Het gaat dan vooral om kunstvoorwerpen waarin kunststoffen zitten verwerkt. Die bestaan nog niet zo lang: plastic is immers een vrij recente uitvinding. En de laatste jaren wordt steeds duidelijker dat het merendeel ook niet meer zo lang zàl bestaan omdat de makers zich indertijd behoorlijk hebben verkeken op de levensverwachting van de gebruikte materialen. Vooral uv-straling blijkt op de lange termijn funest voor kunststof, maar ook de neiging van weekmakers om naar het oppervlak te migreren.

Matija Strlic (University College, Londen) en collega’s hebben nu een manier bedacht om digitale opnamen te maken van zulke plastic kunst in het nabije infraroodgebied. Preciezer: in het golflengtegebied van 1.000 tot 2.500 nanometer. Het idee is om telkens 256 opnames te maken bij even zo vele golflengtes, en de resultaten vervolgens te analyseren met een NIR-imaging spectrometer. Zo kun je van elk beeldpunt op de opname een NIR-spectrum samenstellen, waaruit je in principe de chemische samenstelling zou moeten kunnen afleiden.

Voorlopig is dat laatste nog niet mogelijk: je zou er een uitgebreide bibliotheek van referentiespectra voor nodig hebben, en die bibliotheek moet nog worden gemaakt. Maar je kunt nu al kleurtjes toekennen aan verschillende spectra, en zo zichtbaar maken of er verschillende materialen in een voorwerp zijn verwerkt.

Ook kun je zo zien of er plekken in de kunststof zijn waar de samenstelling begint te veranderen. Dat laatste is uiteraard een teken dat er iets begint te degraderen of uit te logen. Wellicht dat je er dan nog iets tegen kunt doen voordat de schade ook met het blote oog zichtbaar wordt en het te laat is.

bron: C&EN

Onderwerpen