Lekkend kwik uit het wrak van een Duitse onderzeeër verziekt de voedselketen voor de Noorse kust lang niet zo erg als gevreesd. Het metallische kwik lijkt niet of nauwelijks te worden omgezet in giftig methylkwik, melden Gentse onderzoekers in Environmental Science & Technology.


De U-864 werd in februari 1945 tot zinken gebracht door een Britse torpedo, toen ze onderweg was van Duitsland naar Japan. Naast een collectie bouwtekeningen van Duitse straaljagers waren flessen aan boord met in totaal 61 ton kwik, bestemd voor de Japanse munitiefabricage.

In 2003 werd het wrak teruggevonden op 150 m diepte, en al meteen was duidelijk dat een paar kwikflessen waren doorgerot.

Sindsdien woedt een discussie over de beste aanpak van de vervuiling. In 2008 haalde het Nederlandse bergingsbedrijf Mammoet de opdracht binnen om het wrak te lichten maar veel Noren zijn bang dat tijdens zo’n operatie nog veel meer kwikflessen kapot gaan. Zij zien liever dat de U-864 lekdicht ingekapseld op zijn plek zou blijven liggen. Vandaar dat de Noorse overheid de berging voor onbepaalde tijd heeft opgeschort in afwachting van verder onderzoek.

In het kader daarvan hebben Frank Vanhaecke en collega’s van de UGent nu monsters genomen van het sediment op de zeebodem, en van Noordzeekrabben (Cancer pagurus) die daar rondkropen. Met cold vapor generation multicollector inductively coupled plasma-mass spectrometry (CVG-MC-ICP-MS) bepaalden ze de totale kwikconcentratie. Tevens keken ze naar de verhouding tussen de kwikisotopen 199Hg en 202Hg, iets waarvoor deze MS-techniek zich bij uitstek leent.

Zoals te verwachten viel zat het sediment rond het wrak vol kwik. Hier en daar werd 24.000 mg/kg gemeten, terwijl 0,1 mg/kg normaal is. Soms kon je de kwikdruppeltjes zelfs met het blote oog zien. Dat de isotopenverhouding overeen kwam met die van de lading van het wrak, was ook geen verrassing.

Maar in die krabben zat niet zo gek veel meer kwik dan normaal. Bovendien bleek het alleen in hun bruine vlees te zitten en niet in het witte vlees in de scharen. In krabben die vier mijl verderop rondkruipen, vonden de Vlamingen zelfs helemaal geen extra kwik.

De onderzoekers vermoeden dan ook dat het onoplosbare kwik in het sediment niet of nauwelijks wordt omgezet in het veel gevaarlijkere methylkwik, dat wél in water oplost. Voor die omzetting zorgen bepaalde anaerobe bacteriën en in de zandbodem ter plekke, die arm is aan organisch voedsel, gedijen die soorten kennelijk niet. Met de gekozen meetmethode kun je het verschil tussen metallisch kwik en methylkwik niet zien. Maar methylkwik wordt veel gemakkelijker in dierlijk weefsel opgenomen en als het aanwezig was, zouden die krabben er inmiddels helemaal vol mee moeten zitten.

Het kleine beetje kwik dat je nu in die krabben vindt, is vermoedelijk afkomstig van kwikdruppeltjes die ze per ongeluk hebben ingeslikt. Dat kan weinig kwaad.

Het zou betekenen dat het wrak geen acuut gevaar vormt voor het milieu. Of dat nu betekent dat je het inderdaad beter rustig kunt laten liggen, vraagt verder onderzoek.

bron: C&EN