Van de vier Spinozapremies gaan er dit jaar drie naar moleculaire wetenschappers. Albert Heck, Alexander van Oudenaarden en Michel Orrit winnen elk € 2,5 miljoen, liet NWO op 16 juni weten.

Eén brok, één cel, één molecuul, zo kun je de interesses omschrijven van Albert Heck, Alexander van Oudenaarden en Michel Orrit. Drie wetenschappers die als ‘harde’ bèta’s zijn begonnen en gaandeweg zijn toegegroeid naar de life sciences, zodat ze nu alle drie metingen doen aan biomoleculen. ‘Wat wij kunnen bijdragen zijn methodes en technieken, zodat medici en biologen verder kunnen. Ik ga kanker niet genezen, maar zij misschien wel’, zo vatte Orrit het samen in de Volkskrant.

 

Een brok

Albert Heck, van huis uit fysisch chemicus, is de bekendste van de drie. Dat ene brok slaat op de vorm waarin hij eiwitten door massaspectrometers stuurt. Toen de UU hem in 1998 benoemde tot hoogleraar biomoleculaire massaspectrometrie en proteomics was zoiets technisch nog onmogelijk. Maar inmiddels heeft Heck apparaten staan die er geen enkele moeite meer mee hebben; begin dit jaar haalde hij Science door een intact complex van 24 eiwitten te analyseren dat deel uitmaakt van een bacteriële biologische klok.

Heck, sinds de start in 2004 wetenschappelijk directeur van het Netherlands Proteomics Centre, geldt dan ook als aanjager van het Nederlandse eiwitonderzoek. En hij is nog lang niet klaar, zei hij vorig jaar in C2W: ‘Ik kijk niet naar wat er kan, ik kijk naar wat er nog niet kan.’

 

Een cel

Alexander van Oudenaarden, de jongste van de drie, is in Nederland veel minder bekend. Meteen na zijn promotie in de natuurkunde, aan de TU Delft, vertrok hij naar de VS, waar hij opklom tot hoogleraar aan het MIT. Kort nadat hij daar van de fysische naar de biologische faculteit was overgestapt, kwam hij terug om Hans Clevers op te volgen als directeur van het Hubrecht Instituut van de KNAW, en in 2013 werd hij hoogleraar quantitative biology of gene regulation aan de UU.

Van Oudenaarden geldt als pionier in de single-cell biology, het vakgebied dat de werking van genen en eiwitten in afzonderlijke cellen onderzoekt om zo de verschillen tussen die cellen zichtbaar te kunnen maken. Zijn benadering komt neer op het extraheren van DNA en RNA uit één zo’n cel, en er dan voldoende kopieën van te maken om het te sequensen. Het maakt onder meer duidelijk dat kankercellen veel heterogener zijn dan ooit is gedacht, en dat gepersonaliseerde chemotherapie dus hard nodig is.

 

Een molecuul

Ook Michel Orrit, hoogleraar spectroscopie van moleculen in gecondenseerde materie in Leiden, is niet zo bekend. Maar dat ligt vooral aan zijn eigen bescheidenheid. Voor hem is single cell nog veel te groot: hij specialiseert zich in fluorescentiemetingen aan single molecules met laserlicht. En daardoor was hij drie jaar geleden bijna de enige van het drietal geweest met een Nobelprijs op zak. Volgens William Moerner, die met vergelijkbaar werk die prijs toen wél won, had Orrit gewoon pech dat hij niet door vier mensen kan worden gedeeld.

Orrit heeft dan wel weer de voldoening dat zijn meettechnieken wereldwijd minstens zo populair zijn als die van Moerner. Tot zijn emeritaat heeft hij nog maar vijf jaar om de Spinozapremie op te maken. Maar hij heeft nog ideeën genoeg: zo verscheen onlangs een publicatie van zijn hand in Angewandte over het gebruik van nanogoudstaafjes om zwakke fluorescenties flink te versterken. (AD)