‘De samenleving moet geïnformeerd beslissen over genomicstoepassingen’

Er zijn écht keuzes gemaakt – een aantal goede genomicsgroepen valt buiten de prijzen, terwijl geheel nieuwe centra worden opgezet. Maar toch, veel kritiek op het businessplan 2008-2012 van het Netherlands Genomics Initiative (NGI) verwachten directeur Diederik Zijderveld (rechts op de foto) en manager public affairs en societal issues Gijs van der Starre niet. NGI presenteerde zijn businessplan op het jaarlijkse Genomics Momentum, op 28 november in Amsterdam. In het plan staat precies welke Nederlandse genomicscentra en programma’s hoeveel geld krijgen de komende vijf jaar.

NGI heeft zich dienstbaar opgesteld, zo blijkt uit de toelichting van Zijderveld en Van der Starre, op hun kantoor in het gebouw van NWO in Den Haag. Het bureau heeft zijn keuzes enerzijds gebaseerd op de wensen van departementen, universiteiten en bedrijven, en anderzijds op de oordelen van allerlei internationale commissies over de prestaties en de businessplannen van de centra.

“NGI realiseerde zich in 2005 dat het onverstandig zou zijn om het veld niet te betrekken bij zijn strategie voor de tweede periode”, verwoordt Zijderveld. Op bijvoorbeeld de vraag van het ministerie van Justitie of met genomics dadersporen zijn te analyseren, nam NGI nam zijn taak als procesregisseur serieus, en nodigde drie groepen uit om een businessplan te schrijven voor een nieuw centrum: Forensic Genomics.

Dit forensisch centrum krijgt 6 miljoen euro (1,2 miljoen per jaar). En zo is NGI tot nóg drie nieuwe centra gekomen, namelijk voor Metabolomics (25 miljoen), Systeembiologie (15 miljoen – voor de modellering van cellen) en Toxicogenomics, dat zich richt op snelle, dierproefvrije toxiciteitstesten (25 miljoen). Daarmee vallen nu zestien centra onder het NGI, met samen zo’n duizend onderzoekers – de helft wordt betaald door het verplichte ‘matchinggeld’ van de industrie en van de kennisinstellingen zelf.

Het meest opvallende aan de drie in 2002 opgerichte genomicscentra die nu opnieuw geld krijgen, is de enorme focus op één domein: alleen tomaten en aardappelen (Centre for Biosystems Genomics), alleen kanker (Cancer Genomics Centre) en alleen industriële bacteriën en gisten (Kluyver Centre).

Het vierde centrum uit 2002, het Centre for Medical Systems Biology, krijgt geen onderzoeksgeld meer. Dit veel bredere centrum richt zich op gemeenschappelijke afwijkingen van veel voorkomende ziektes zoals kanker en alzheimer.

Waarom krijgt het Centre for Medical Systems Biology geen onderzoeksgeld meer van jullie, het presteerde toch goed?

Zijderveld: “Inderdaad, kijk je in het businessplan naar de resultaten, dan zie je dat het centrum qua aantal patentaanvragen, samenwerkingsprojecten met bedrijven, en artikelen ruim aan de doelstellingen voor de eerste fase heeft voldaan. Van de internationale beoordelingscommissie kreeg het ook een vier, wat betekent: heel goed. Maar een tweede internationale commissie vond hun businessplan voor 2008-2012 niet op alle punten overtuigend – hier kan ik niet op ingaan, want details ervan zijn niet openbaar. Dit hoeft niet het einde van het centrum te betekenen. De betrokken kennisinstellingen hebben al laten weten dat ze desondanks het centrum willen behouden. En wij hebben nog 5 miljoen euro uitgetrokken voor valorisatie van de wetenschappelijke resultaten, en voor verankering van het centrum in de kennisinstellingen.”

Is het NGI ergens afgeweken van de adviezen van de internationale beoordelingscommissies?

Zijderveld: “De adviezen zijn gestoeld op serieus werk van de commissies. Daarvan heb ik mij steeds persoonlijk vergewist. En dus zijn wij eigenlijk nergens van de adviezen afgeweken.”

Van der Starre: “We moeten overigens nog een aantal beslissingen nemen, zoals over voortgang van de innovatieve clusters zoals Nutrigenomics en VIRGO (tegen virusinfecties, red.). Daarvan hebben we al gezegd dat we niet met alle clusters in ongewijzigde vorm doorgaan.”

Het sociaal wetenschappelijke Centrum for Society and Genomics (CSG) krijgt straks 5 miljoen euro per jaar in plaats van 1 miljoen. Waarom deze impuls?

Van der Starre: “Het centrum krijgt een veel zwaardere verantwoordelijkheid: het moet een debat in Nederland entameren op alle terreinen waarop onze centra actief zijn. Dit onder het publiek, onder specifieke doelgroepen zoals scholieren, patiëntorganisaties, artsen of beleidsmakers, en onder onze centra. Voor dit debat is meer sociaal-wetenschappelijk, ethisch en filosofisch onderzoek nodig. Het doel is dat de samenleving zelf geïnformeerd kan beslissen welke genomicstoepassingen ze acceptabel vindt. De informatie moet neutraal worden gebracht, en een probleem moet van zoveel mogelijke kanten worden belicht. Het doel is niet het vergroten van het draagvlak voor genomics. Wat uit het debat komt is niet te voorspellen.”

Hoe gaan de sociaal wetenschappers het debat onder beleidsmedewerkers

entameren?

Van der Starre: “Het CSG en het Netherlands Toxicogenomics Centre gaan nu bijvoorbeeld een debat opzetten met regelgevers over dierproefvrije testen. Nu duurt het nog tien jaar om een alternatieve test geaccepteerd te krijgen. Het probleem dat we met de regelgevers willen oplossen is: hoe kan dit traject worden verkort? Workshops vormen een onderdeel van het onderzoeksprogramma, en tegelijkertijd wordt ook dit proces geanalyseerd.”

Zien jullie iets in het verspreiden van huis-aan-huiskrantjes? Dat is goedkoop, en je bereikt 90 procent van de bevolking.

Van der Starre: “Drie jaar geleden hebben we wel een scholierenblad laten maken, Genomix, en dit blad zou eigenlijk wel een vervolg mogen hebben. In huis-aan-huiskrantjes zie ik niks; we hoeven niet 16 miljoen mensen tegelijkertijd te bereiken. Maar we hebben bijvoorbeeld wel een algemene website (www.watisgenomics.nl, red.). Onze mobiele DNA-laboratoria, waaraan de genomicscentra meewerken, bereiken de helft van de havo- en vwo-leerlingen.”

Jullie trekken maar liefst 32,5 miljoen euro uit voor meer licenties en spin-offs. Hoe moeten de centra dit geld besteden?

Zijderveld: “Hiermee moeten onder meer de lokale Technology Transfer Offices (TTO) worden versterkt. Bij die TTO’s komen zo’n 20 tot 25 mede door ons betaalde valorisatieofficers voor de genomicscentra. Die moeten in de laboratoria rondlopen, niet hier in Den Haag zitten. Wel zullen ze landelijk regelmatig bij elkaar komen voor cursussen en onderling overleg.”

Spelen jullie ook een rol in de onderhandelingen tussen kennisinstellingen en starters over de patenten?

Zijderveld: “Als bijvoorbeeld een kennisinstelling moeilijk doet over het meegeven van patenten, kan een starter niet bij ons terecht – het zou niet goed zijn als wij daartussen gingen zitten. Maar als zou blijken dat problemen structureel zijn, komt dat naar boven in het verantwoordingsoverleg tussen de centra en NGI, en komt het ongetwijfeld ook aan de orde in ons landelijk valorisatienetwerk. Ik ben hier echter niet zo bang voor. Valorisatie is van beide kanten een leerproces. We hebben dit ook gezien bij de onderhandelingen tussen kennisinstellingen en bedrijven in de eerste genomicscentra. Aanvankelijk verliep het opstellen van regels moeizaam, maar men leerde hiervan. Toen bepaalde afgesproken regels niet bleken te werken, paste men ze aan, en nu is iedereen blij met de samenwerking.”

Is er in jullie genomicscentra nog ruimte voor vrije en ongebonden

ideeënvorming?

Zijderveld: “Ik zou me hier inderdaad zorgen over maken als die 271 miljoen van het NGI álle overheidsgeld voor genomics was. Maar NWO heeft ook andere programma’s, juist voor het meer fundamentele onderzoek, en onderzoekers kunnen ook de eerste geldstroom inzetten.”

Een aantal vooraanstaande Amerikaanse biotechnologen bepleit een open bank van basispatenten om het internationaal onderzoek niet te belemmeren. NGI is hier blijkbaar niet voor.

Zijderveld: “Vooralsnog is het belangrijker om onderzoekers erop te wijzen dat ze hun vindingen moeten patenteren. Want zonder een exclusieve licentie kan een bedrijf het zich niet permitteren om te investeren in het vervolgtraject. Maar als op een gegeven moment zou blijken dat in specifieke gevallen een open source-benadering beter is, zouden we er wel aandacht aan besteden.”

Bestaat NGI in 2015 nog?

Zijderveld: “Komende jaren moeten we een beeld neerzetten van de Nederlandse life sciences na 2012. Zeker is dat de overheid hierin moet blijven investeren, maar hoe de regie er dan uitziet, moeten we nog bekijken. In ieder geval anders dan in 2012.”

Van der Starre: “Misschien is er dan geen NGI meer nodig.” |

FEITELIJK

Gijs van der Starre

1981-1988: Studie politicologie 1999-2002: Beleidsmedewerker Directie Wetenschapsbeleid OCW

2002-heden: manager public affairs and societal issues, NGI

Diederik Zijderveld

1982-1994: Studie biologie en promotie op replicatie van het adenovirus-DNA

2005-2006: Plaatsvervangend secretaris van het Innovatieplatform

mei 2006-heden: directeur NGI

Bron: C2W Life Sciences 24

Onderwerpen