Wetenschappers delen niet alleen kennis, ook onderzoeksmateriaal wisselt van eigenaar. Dat levert soms een uitdaging, want hoe stuur je snel een monster van A naar B? Los van verpakkingseisen en veiligheidslabels moet je ook rekening houden met juridische regels.

Stel, je wilt even onderzoeksmate­riaal – buisjes met stamcellen of eiwitpreparaten bijvoorbeeld – in een doosje droogijs meenemen in het vliegtuig voor een collega in het buitenland. Mag dat?
De medewerker van de telefonische informatielijn van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), de organisatie die toezicht houdt de veiligheidsregels voor de luchtvaart, heeft geen bedenktijd nodig. ‘Droogijs? Dat is een gevaarlijke stof en dat mag je niet zomaar meenemen. Je kunt nog informeren bij de luchtvaartmaatschappij, maar mijn inschatting is dat je geen toestemming krijgt. Meestal wordt dat soort vervoer gedaan door erkende vervoersbedrijven.’ Stuur het als postpakket, zo luidt het advies.

 

Bagage

Wanneer je dezelfde vraag voorlegt aan de Twitter-helpdesk van KLM stuit je echter niet op onoverkomelijke bezwaren: ‘Je kunt droogijs meenemen als ruim- of handbagage, zolang het niet meer is dan 2,5 kg. De aanvraag moet je wel bij je reservering indienen.’ Droogijs is dus toch niet principieel verboden, maar of dat ook geldt voor de rest van de inhoud, moet dan nog blijken.
Voor luchttransport van alledaagse zaken zoals vlees en lithiumbatterijen bestaat een uitgebreide set regels, maar dus ook voor droogijs, chemische stoffen, bacteriën, menselijke weefsels, genetisch gemodificeerde organismen of ziekteverwekkers zoals ebola. De International Air Transport Association (IATA) stelde voor elke groep richtlijnen op wat betreft de verpakking, labels en vervoer, waarop vliegtuigmaatschappijen vervolgens hun huisregels baseren en die soms nog strenger maken. Belangrijke criteria zijn vragen of het levend is of geïnactiveerd, of er kans is op infectie voor mens en dier, en of iets giftig, explosief of genetisch gemodificeerd is.

 

Stop je onderzoeksmateriaal onderin een koffer


Daarnaast zijn er eisen aan de verpakking en zelfs aan degene die het inpakt; soms is een training vereist. Wie droogijs hermetisch verpakt maakt namelijk een explosief. Vaak geldt voor zulke goederen dat je ze vooraf moet aanmelden bij de vliegmaatschappij, voordat duidelijk wordt of ze ook aan boord mogen. Het is lastig om in het algemeen te zeggen wat wel en niet meekan. Het lijkt zodoende aantrekkelijk om alle gedoe te vermijden en gewoon onderzoeksmateriaal onder in een koffer te stoppen.
Moleculair microbioloog Stan Brouns begint er niet aan, zelfs niet als het onschuldig DNA is dat zonder droogijs te vervoeren is. Brouns onderzoekt aan de TU Delft hoe bacteriën bacteriofagen bestrijden met CRISPR-Cas en hij wisselt vooral plasmides uit met collega’s. ‘Het lijkt verleidelijk om onderzoeksmateriaal met het vliegtuig mee te nemen als je op bezoek gaat bij een collega, maar ik raad het mijn aio’s altijd af. Als er bij een controle iets wordt gevonden – een buisje met onschuldige vloeistof, of een epje met wit poeder – dan begrijpt geen douanier wat het is. Dan ben je echt de klos, en ben je veel tijd kwijt met zaken uitleggen.’
Brouns herinnert zich een avontuur van enkele Britse collega’s die van plan waren eiwitkristallen in een vaatje vloeibaar stikstof met de handbagage mee te nemen naar Grenoble. ‘Bij de Britse douane wilden ze met eigen ogen zien wat erin zat. Daardoor ontdooiden de kristallen en de onderzoeksleider werd uren ondervraagd. Dat was nog voor de aanslagen van 9/11; tegenwoordig probeert niemand dat meer, en verstuur je zulk materiaal met een expres-service.’

 

Stickers

Wie materiaal als luchtpost verstuurt moet ook aan formaliteiten denken, wil een pakketje ooit aankomen. Het helpt als je een door de douane erkend postbedrijf kiest, dat de juiste set formulieren en stickers op zijn site heeft staan. De achttien punten tellende IATA-checklist voor droogijs-pakketten is tamelijk onverbiddelijk: een ontbrekende sticker en het pakket kan al worden afgewezen. En dat gaat alleen om de verpakking. Vervolgens komen nog de vrachtbrieven voor de inhoud. Brouns: ‘Zeker richting de VS moeten papieren er in drievoud bijzitten, anders blijft het lang bij de douane hangen of komt het zelfs helemaal nooit aan. Dat heb ik zelf in het verleden enkele keren meegemaakt.’

 

Filtreerpapier

Sommige onderzoekers vermijden pakketpost naar de VS door bijvoorbeeld plasmide-DNA te versturen op filtreerpapier. Zo’n papiertje kun je in een gewone envelop posten, en na aankomst is het DNA weer beschikbaar door het papiertje te weken in een beetje buffer. DNA-synthese biedt volgens Brouns ook een oplossing. In plaats van DNA of een plasmide op te vragen bij een collega of een repository als Addgene, kun je op basis van de gepubliceerde sequenties voor een paar honderd dollar een synthetische DNA-kopie bestellen.
Ook in de veldbiologie is het vrij uitwisselen van onderzoeksmateriaal de traditionele regel, aldus hoogleraar evolutiebiologie Menno Schilthuizen, die onderzoek doet naar de evolutionaire relaties van slakken- en keversoorten. Hij krijgt vaak vragen van collega’s die willen weten of hij nog vers materiaal heeft of DNA-extracten, of hij krijgt het verzoek om bij veldonderzoek in de jungle voor iemand iets te verzamelen.

 

‘Geen douanier begrijpt wat het is’


Zulke monsters kan Schilthuizen met een vergunning in zijn koffer meenemen. ‘Tot niet zo lang geleden werden zulke monsters direct aan collega’s toegestuurd en vice versa. Nuttig en handig omdat veel verwante soorten over de hele wereld voorkomen en je als onderzoeker nu eenmaal niet in den lijve overal kunt komen. Als het heel grote hoeveelheden of tijdsinvestering betrof, werd er een samenwerking met co-auteurschap van gemaakt, maar meestal was een acknowledgement voldoende.’
‘De laatste tijd is deze manier van werken minder vanzelfsprekend geworden’, zegt Schilhuizen. ‘Als ik een onderzoekvergunning aanvraag, staat daarin meestal nauwkeurig gespecifieerd welk materiaal het
betreft en voor welk doel ik het verzamel. Zodra ik iets anders meeneem dan waar ikzelf aan werk en het aan een collega cadeau doe, bega ik strikt genomen een overtreding. En het probleem wordt helemaal levensgroot als het beschermde soorten betreft.’
‘Ik merk dat ik terughoudender word en steeds vaker denk: “ik wil mijn collega’s graag helpen en het is goed voor de wetenschap en de biodiversiteitskennis, maar wat als mijn vergunningsverstrekker het
artikel van mijn collega onder ogen krijgt en ziet dat ik mijn vergunning wel erg ruim interpreteerde?’ Bovendien denk ik dat bijna iedereen er zo over begint te denken. Het is een van de vele averechtse effecten van de biodiversiteitswetgeving.’

 

MTA’s

Er bestaan vaker juridische regels waarmee je rekening moet houden. Bij het opsturen van onderzoeksmateriaal hanteren veel universiteiten tegenwoordig Material Transfer Agreements of MTA’s. Zo’n juridische overeenkomst beperkt bijvoorbeeld het gebruik van het materiaal tot onderzoeksdoeleinden; commercieel gebruik is niet toegestaan. Er zijn aparte MTA’s voor overdracht tussen academie en industrie.
Over de uitwisseling van onderzoeksmateriaal moet je goed nadenken bij je zoektocht naar internationale samenwerking, aldus Brouns. Binnen Europa kun je veel laboratoria goed over de weg bereiken. Brouns: ‘Stel dat ik onderzoek wil doen aan eiwitkristallen. Dan vraag ik me af waar die collega’s werken. Als ik dan de keuze moet maken tussen versturen met het vliegtuig of afleveren in de kofferbak van een auto, dan hoef ik daar niet lang over na te denken.’