Life sciences actueel

 

Jarenlang produceerde Dupont in Dordrecht teflon. Omwonenden en fabrieksarbeiders blijken hierdoor te zijn blootgesteld aan perfluoroctaanzuur.

Het balletje kwam aan het rollen dankzij onderzoek van Follow the Money. Daar verscheen in oktober een doorwrocht verhaal over een teflonfabriek van chemiereus Dupont in West-Virginia. Omwonenden en arbeiders hadden aantoonbaar vaker nier- en leveraandoeningen, waaronder kanker. Uit metingen bleek dat ze sterk verhoogde bloedwaarden van de stof perfluoroctaanzuur (PFOA) hadden. De grote vraag die werd opgeworpen: geldt deze situatie ook voor de fabriek in Dordrecht?

In elk geval ten dele, maakte het RIVM eind maart bekend. Het is waarschijnlijk dat omwonenden via de lucht ‘langdurig aan hogere waarden zijn blootgesteld dan de door het RIVM vastgestelde grenswaarde voor chronische blootstelling’, valt te lezen in het persbericht. Mogelijk 25 jaar lang. ‘Als er geen sprake was geweest van een overschrijding was verder onderzoek niet nodig geweest,’ zegt Joke Herremans van het RIVM. ‘Maar dat is helaas niet het geval.’

 

Afstoten

PFOA is een perfluorverbinding. Dat zijn heel rigide, moleculen van koolstof en fluor, die strengen vormen waar weinig ander materiaal tussen kan komen. Die verbindingen zijn ideaal als je water- en vetafstotende materialen wilt maken, omdat ze inert zijn en vrijwel al het andere materiaal afstoten. PFOA zit daarom in de teflonlaag in antiaanbakpannen (het verbindt teflon, C2F4, met metalen), in brandblusmiddel maar ook in dozen van afhaalpizza’s en popcornbakjes – om te voorkomen dat het karton slap wordt van vocht en vettigheid.

 

‘We weten we dat die waarde te hoog is’

Helaas kleven er ook nadelen aan PFOA. Zowel in de natuur als in het menselijk lichaam blijken ze zeer moeilijk afbreekbaar, stelt Pim de Voogt, hoogleraar chemische-biologische interacties in aquatische ecosystemen aan de Universiteit van Amsterdam. ‘En omdat ze lijken op vetzuren, komen ze na inname in de lever terecht, waar ze vervolgens ophopen.’

De Voogt werd al in 2006 coördinator van een grote studie naar de toxiciteit van PFOA. In 2008 bepaalde de Europese voedselveiligheidsautoriteit EFSA een acceptabele dagelijkse hoeveelheid, die we onder meer in Nederland nog steeds hanteren. ‘Inmiddels zijn we tien jaar aan onderzoek verder, en weten we dat die waarde te hoog is’, zegt De Voogt. Zo werd bijvoorbeeld duidelijk dat de mens slechter is in het afbreken van PFOA dan proefdieren en dat dat een relatief lage blootstelling aan PFOA het afweersysteem van kinderen kan verzwakken.

 

PFOA staat dankzij deze bevindingen op een lijst met ‘zeer zorgwekkende stoffen’, maar verboden is de stof nog niet. Zowel in Europa als de VS werken bedrijven op vrijwillige basis aan het uitfaseren van de stof. Bedrijven zoals Dupont willen PFOA vervangen door andere perfluorverbindingen, maar volgens De Voogt is dat ‘lood om oud-ijzer’. ‘Die stoffen bevatten kortere koolstofketens, maar zijn net zo persistent. Bovendien zijn ze juist minder goed uit water te verwijderen.’

 

Siliconen

De Voogt is coauteur van de in mei 2015 verschenen Madrid Statement in het tijdschrift Environmental Health Perspectives, waarin wetenschappers zich uitspreken voor een verbod op alle perfluorverbindingen. Ze zouden vervangen moeten worden door heel andere stoffen, bijvoorbeeld op basis van siliconen. ‘Uit al het onderzoek blijkt dat wanneer je dat niet doet, het probleem steeds terugkeert.’

In Dordrecht wordt inmiddels geen PFOA meer gebruikt. Of de omwonenden daadwerkelijk gezondheidsschade hebben opgelopen is nog niet bekend. Om dat te achterhalen adviseert het RIVM aanvullend epidemiologisch literatuuronderzoek. Herremans: ‘Bij het opstellen van het rapport bekroop ons de teleurstelling: hadden we dat niet eerder kunnen doen? Maar als je langer wacht met überhaupt iets te publiceren, groeit de onrust ook alleen maar.’